20
Jesus Coningrijck bespott,
Of Aandagt op Joh. 19:2.
Sijn purper spottens waard?
En nogtans pleegt sijn onderdanen te bevegten.
23. Lente-maand 1659.Ga naar margenoot+
Jesus Coningrijck bespott. Leesvers n.a.v. Joh. 19:2, ‘En de krijgsknechten een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en wierpen Hem een purperen kleed om.’
De verontwaardigde inzet (r. 1-3) is de aanloop tot ernstig vermaan aan het adres der soldaten, in taal die hun op het lijf geschreven staat; r. 9-12 bijv. refereert aan Vergilius' AEneis VI, 853: ‘Parcere subiectis et debellare superbos’ (‘overwonnenen die zich gedwee en onderdanig tonen sparen en de vermetele weerspannigen ten onder brengen’). De dichter daagt ze uit tot een andere strijd, tegen het rijk van de zonde.
De karakteristiek ‘boetelied’ (Onstenk (1), 217) is minder juist: de aansporing domineert, ondanks de aanhef, waar de emotie van de dichter zich uit in toornige, maar ook van deernis getuigende vragen. Kenmerkend is de combinatie van hevig gevoel en maniëristisch taalvernuft, bijv. in r. 13, met een knappe annominatio à la Hooft, door Trimp (1), 101-102, ten onrechte als ‘gekunsteld klankenspel’ gekritiseerd. (Annominatio: woordspeling die berust op het bij elkaar plaatsen van homofonen, homoniemen of homografen.)
De strofevorm voegt een variant toe aan de vormen in Jer. de Deckers Goede Vrydag, vgl. de ed. Buitendijk, 63-64.
Lit.: Trimp (1), 30, 79, 101-102, 134, 150; Trimp (3), 81; Onstenk, (1), 217; De Vrijer (1), 125.