19
Jesus geduldig,Ga naar margenoot+
Of Aandagt op Math. 27:28, 29, 30.
Van spuygen/ spotten/ slagen/
Dat sal ick: want mijn sonden veel door overmoed
10[regelnummer]
In wraack begaan vergeeft gy/
27. Sprockelmaand 1659.Ga naar margenoot+
Jesus geduldig. Leesvers uit dezelfde lijdensweken als de teksten 18 en 20, op de woorden uit Matth. 27:28-30, ‘En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel om; (29) En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechterhand; en vallende op hun knieën voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! (30) En op Hem gespogen hebbende, namen zij den rietstok en sloegen op Zijn hoofd.’ Trimp (1), 30-31, meent dat ‘zelfs’ in de passieverzen van 1659 uitkomt ‘hoe het ethisch motief van de levensheiliging in Lodensteins denken de centrale plaats inneemt’ en dat ze deswege de religieuze diepte van Revius' befaamde sonnet missen. Dit oordeel is m.b.t. tot Jesus geduldig niet ter zake, als we constateren, dat ook 1 Petr. 2:18-25 meeklinkt; r. 4 ‘sonder scheld' of dreygen’ is immers een toespeling op vs 23: ‘Die, als Hij gescholden werd, niet wederschold, en als Hij leed, niet dreigde’. De pericoop handelt over onschuldig lijden als ‘genade bij God’ onder uitdrukkelijke verwijzing naar Christus' lijden: ‘Want hiertoe zijt gij geroepen, dewijl ook Christus voor ons geleden heeft, ons een voorbeeld nalatende, opdat gij Zijn voetstappen zoudt navolgen’ (vs 21). Uit het gedicht blijkt trouwens duidelijk, dat L.'s ethiek ‘religieus’ is: hij wil ‘uit Christus bediend worden’ (zie r. 5, 9-10 en de tweede helft van r. 12).
De versvorm is gelijk aan die van tekst 18, die een week eerder geschreven werd. Van Es spreekt n.a.v. de eerste ‘strofe’ van ‘een bewogen vorm en toch een eenheid doordat de slotregel het rhythmische tegenbeeld vormt van den eerste regel.’
Lit.: Van Es, 350-351; Trimp (1), 30-31, 94; Trimp (3), 81; De Vrijer (2), 138 (met gecorrumpeerde tekst); Beversluis, 21 (T).