Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
16
| |
[pagina 92]
| |
Des Heeren ooge op de sijnen. Rijmloos leesvers, meditatie over 1 Petrus 3:12, ‘Want de ogen des Heeren zijn over de rechtvaardigen.’ Het gedicht is opgezet als een aansporing aan de eigen ziel te beseffen, van welke grote liefde de bijzondere zorg van God voor Zijn kinderen getuigt (r. 2-8). Voor de ‘ik’ is het een prikkel om lijdzaam te verduren wat mensen hem aandoen (r. 9). Echt lodensteiniaans is, dat L. zich er niet toe beperkt, zich te verheugen in de gedachte aan Gods liefdevolle zorg, maar ook de reactie van de gelovige aan de orde stelt. Gods liefde vraagt immers om een liefde-antwoord. Het behoort tot de essentie van de dichterlijke voorstelling, dat L. daarover spreekt in termen van de bijbeltekst: ‘het ene oog trekt het andere aan’ (r. 11). Dit ‘concetto’ is het scharnierpunt in het gedicht en de opbouw in twee delen weerspiegelt aldus de grondidee van de wederzijdsheid der liefde. Dat God in de huygensiaans gestelde r. 2 ‘Hij die niets dan oog is’ heet, staat op één lijn met de aanspreking Hemelsch Ooge in tekst 123 (zie aldaar). In de r. 15-16 steekt geen ‘eigen roem’, maar schuilt het besef, dat wat God in de gelovige welgevallig is, te danken is aan zijn genade. Het gedicht is geschreven in rijmloze jambische vijfvoeters, zoals L. die kon tegenkomen in Huygens' Otia van 1625 (zie Huygens I, 286-294). De voorlaatste lettergreep krijgt in elke versregel klemtoon. Trimp (3) beschouwt het gedicht als een experiment met de vorm en ziet er een teken in, dat L. ‘de techniek van de dichterlijke vormgeving serieus nam’. Overigens is het een van de weinige teksten die in de editie 1676 in romeinse letter gezet zijn. Het gedicht is de enige op 1654 gedateerde tekst uit L.'s bundel, en vermoedelijk de neerslag van een gehouden preek: 30 juli (oude stijl) viel in dat jaar op een zondag.
Lit.: Trimp (1), 100; Trimp (3), 56. |
|