Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
14a
| |
[pagina 86]
| |
Den naackten Jesus. Leesvers n.a.v. een lijdenspreek van ds. Samuel Doreslaar (overleden 5 oktober 1652), op dinsdag 19 maart 1652 te Delft gehouden over Joh. 19:23, ‘De krijgsknechten dan, als zij Jezus gekruist hadden, namen Zijn klederen (en maakten vier delen, voor elken krijgsknecht een deel) en den rok. De rok nu was zonder naad, van boven af geheel geweven.’ L. zat onder Doreslaars gehoor en reageerde met dit gedicht, dat ongetwijfeld de voornaamste gedachten van de preek samenvat. Doreslaar maakte op zijn beurt het gedicht Jesus verlaten n.a.v. de preek die L. op de volgende zondag in Delft hield, hierna tekst 14b. Grondthema: alle dingen verliezen hun waarde vergeleken bij de naakt gekruisigde Jezus zelf. De ‘ik’ wijst alles af: goud, edelstenen, schatten, macht en machtsvertoon, zelfs (en juist) Christus' kleed, om Hem zelf alleen als Gods genadegave bij uitstek over te houden. De polemiek met Rome, een verplicht element in de hervormde preek in de 17de eeuw, vloeit hier ongezocht uit de kerngedachte voort: relikwieverering (Christus' kleding!) is voorbijzien aan het eigenlijke heil (r. 13-15). De strofevorm: drie vijfjambische regels gevolgd door een korte, daardoor nadrukkelijke, driejambische slotregel, die als een refrein het kernmoment van de preek herhaalt.
Lit.: Buijnsters, 42-43; Trimp (1), 30, 91-93, 104-105; Trimp (2), 49; Smit, 207-208; Zwaan, 78; Bronsveld, XVII; Proost, 23, 58; Buijnsters, 42-43 (T); Komrij, 389 (T); Beversluis, 22 (T, 2 str.). |
|