Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
13
| |
II.5[regelnummer]
Gaat voorder climt al op/ tot dat gy d'eerste raacktGa naar margenoot5
(Wat moogt gy u beroumen?)
Uw eerste Vader heeft u 's Duyvels kint gemaackt/Ga naar margenoot7
Telt vry u groot geslagt/ 't geslagt sal u verdoumen.Ga naar margenoot8
| |
III.Com! souckt een andren rang/ daar in gy noemen cunt
10[regelnummer]
Godt Vader/ Christum Broeder;Ga naar margenoot10
Dat is uw heyl: en 't saat/ dat u hier wert verguntGa naar margenoot11-12
Streckt voor een Vader/ maar voor Leraar oock en hoeder.Ga naar margenoot11-12
| |
[pagina 84]
| |
Afkomsts-spiegel. Lied op een tekst uit Psalm 51:7, ‘Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen.’ Met deze woorden houdt de dichter een spiegel voor aan mensen die trots zijn op hun afkomst. Via exclamaties (r. 1-4) en ironie (r. 5) komt hij bij de naakte waarheid (r. 7-8). Na deze ontmaskering wijst hij de weg naar een andere ‘stand’ (r. 9-10) en wordt tevens, nu de blik van het voorgeslacht is afgewend, de aandacht gericht op de verantwoordelijke zorg voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van het nageslacht (r. 11-12). De Delftse regentenzoon die L. was, heeft ontzag voor de overheid als Gods dienares, maar koestert geen vrees voor mensen. In dit verband is het van belang te herinneren aan zijn protest tegen het niet noemen van namen in de kerkenraadsnotulen als het bij censuur om lieden van ‘groote qualiteyt’ ging. Hij noemde dat ‘pluymstrijcken’. Vgl. Proost, 150; De Vrijer (1), 16-18. De strofevorm komt ook voor in Jeremias de Deckers Goede Vrydagh (ed. Buitendijk, 79-80, de inleidende strofen van de cyclus; voorts 63-64). Zie ook de teksten 18, 19 en 20 hierna. De eerste woorden van Afkomsts-spiegel fungeren als wijsaanduiding bij tekst 113b Als Sluys weder in het oog quam.
Lit.: Trimp (3), 75-76. |
|