Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen
(1676)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtvrij
[pagina 306]
| |
Daar leckre spijs, nog dertle wijn
De sielen overvielen.
Daar menschen ware Koon'gen sijn,
En heerschen over spijs, en wijn,
En buyck, en tong, en lusten:
Hen gevend' yder niet te veel,
Op dat het kostelijckste deel
In 's Hemels Min soud rusten.
Die 't vleesch en sijne lusten boet
En 't lichaem sonder vreese voedt,
Roep door den Sang sijn ramp niet.
't Alwetend oog siet alles door
Maar (dampig breyn!) 't genaden-oor
En hoort door sulck een damp niet.
Hy hoort door sulcke dampen, maar
Den Singer is een Lasteraar
In sulcke suyvere ooren.
Den groven geest van dranck, en spijs
Schent, daar Gods Geest singt, maat, en wijs,
En steurt der Heyl'gen Choren.
|
|