Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen
(1676)–Jodocus van Lodenstein– AuteursrechtvrijTe singen, De tijd is hier, &c. siet boven p.48.I.
't SYn vier-en-veertig Iaren van uw leven
Verstreken, Suster, dat my schielijck dit
| |
[pagina 242]
| |
In-valt (dewijl ik om u peynsend sit)
Om u dat tot geboords-vermaan te geven:
Ik oog (misschien ick treff) een stigtlijck wit.
II.
Mijn Suster; als in d'oegst Ga naar voetnoota het vierde sevend
Son-ligt ons kim verloste van de nagt,
En 't heughelijcke ligt aan d'eerde bragt,
Braackt gy ten duyster uyt, en toond' u levend
Aan die u so veel maanden had verwagt.
III.
Als 't vierde sevend' Oegst-ligt Ga naar voetnootb door quam breken,
Bragt my ook s' Hemels Wijsheyd, (hoe ontsterk,
Hoe onervaren in dien dienst, aan 't werck.
Dus deed de selve Son-hoogt 't hooft op-steken
U in dees eeuw, en my in Christi kerck.
IV.
Hoe weynig wist gy wat een mensch betekent
Doe gy een mensch geboren wierd! by na
So weynig wist mijn siele, tot haar scha,
Wat (in des Hemels wis-kunst regt gerekent)
Een Leeraar sy, die kondigt Gods gena.
V.
Gy sijt door 's Hemels Al-bestuyr in 't leven
Gebragt, op voorwaard van des Hemels Eer.
Ick in den Dienst. van beyden wagt ons' Heer
Dat wy aan Hem gewillig overgeven
Ons leven, Dienst, ons-selven t' sijner eer.
VI.
Dees dag vermaant ons beyden 't Heylig oog-wit,
Van die ons schiep, en riep, te treffen, in
Ons heel aan Hem op t' offren; als 't gesin
Van 't heylig volk, en 't Engeldom om hoog dit,
En saliglijck, betragt eeuw uyt eeuw in.
| |
[pagina 243]
| |
VII.
Niet ons ten goede, maar voor Hem te leven:
Niet onsen wil, maar sijn gebod te doen:
Sijn wijs beleyd in segen en in roe'n
Te prijsen: Hem van ons Heyl d'eer te geven:
En op sijn magt te wagten in ons doen.
VIII.
So vinden wy den Hemel hier op eerden:
So vangen wy den loop van 't nieuwe jaar
Tot 's Hemels dienst weer aan; en, met de schaar
Die eerd' en Hemel schatten na haar weerde,
Beginnen wy het eeuwig Vreugde-jaar.
|