Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen
(1676)–Jodocus van Lodenstein– AuteursrechtvrijTe singen als: Petit Bordeaux. siet boven p. 181.I.
N.N. Als den Bruyd'gom in den
Nare nagt sijn Lieve Bruyd
| |
[pagina 283]
| |
Met vernoeging dagt te vinden
In haar camer of daar uyt;
Was sy juyst in dons gesegen,
En derhalven, wat Hy sprak,
Seyd sy maar: Ik ben gelegen
Vergt my nu geen ongemack.
II.
Lieve! seyd hy, d' ongenugten
Die ick lijd', sijn maar om u.
Sal ick om u Heyl versugten?
En gy blijven even schuw!
Laat gy in den wind my leggen?
In den regen, in den plas!
Niet en wist s'er op te seggen,
Dan, 't en comt my niet te pas.
III.
Als des werelds Eeuwig Leven
Na so veeler eeuwen wensch
Sig ter aarden had begeven
Om het leven van den Mensch:
En sijn Volck sijn Heyl quam bieden
Daar hy om gecomen was:
Was het antwoord van de lieden;
Heer! 't en comt ons niet te pas.
IV.
So mijn Meester! so mijn Here,
(Die selfs aard en Hemel schiep)
Smaad van afslag creeg voor eere
Als Hy 's menschen Heyl beliep:
Is het vreemd, dat sijn geringe'
Dienaar, enckelstof en asch
Antwoord op sijn vraag ontfinge:
Vriend! het comt my niet te pas?
V.
Ligt is dit den Knegt te dulden
Die met lijden heeft gedaan;
| |
[pagina 234]
| |
Maar hem smert, dat uwe schulden
In des Hemels reek'ning staan.
En de Meester na 't verlopen
Van uw Levens-uyre-glas
Op uw roepen Doet ons open!
Seggen mogt, 't Comt niet te pas.
|
|