Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen
(1676)–Jodocus van Lodenstein– AuteursrechtvrijVoyse: Un jour &c.I.
HOog! om hoog! mijn siel, na boven!
Hier beneden is het niet:
't Regte leven, lieven, loven,
Is maar daarmen Iesum siet.
Al wat gy siet op aard,
Al wat gy hoort op aard,
Is uw costlijck leven, lieven, loven,
Al wat gy wenscht op aard,
Is uw costlijck hert niet waard.
II.
Schoon en pragt is enckel schijn, en
Ydelheyd al 't costelijck,
Lusten met 't gebruyck verdwijnen,
Goud en silver is maar slijck:
Daar 't costelijcke bloed
| |
[pagina 156]
| |
Daar 't costelijcke bloed
Waardig all uw leven, lieven loven,
Daar 't costelijcke bloet
't Hert boven alles gelden doet.
III.
't Leven sonder eynden Heerlijck,
Na dit leven crijgelijck,
Is, mijn siel, alleen begeerlijck,
En beweegt onsigtbaarlijck:
Sluyt maar uw vleeschlijck oog,
Sluyt maar etc.
Want dit heerlijck leven, leven, leven,
Sluyt maar uw vleeschlijck oog,
Want dit leven is om hoog.
IV.
Sonder sterven voor Godt leven,
Sonder moeyte, sonder pijn,
Sonder sieckte, sonder beven,
Sonder quel, en sonder quijn:
O! yd'le siel bedenckt, O! yd'le etc.
Sonder sterven leven, leven, leven,
O! ydle siel bedenckt,
Wat u den Hemel goedig schenckt.
V.
Leven in volmaackte deugden,
Tot des Heeren Heerlijckheyd,
Vrolijck in des Hemels vreugden,
Heylig in sijn Heylicheyd:
Met so een glansch vereent, Met so etc.
Sonder sonden leven, leven, leven,
Met so een glansch vereent,
Siet wat den Hemel u verleent.
VI.
Hersenlosen, die de snooden
Sonden doet, en daar in leeft,
Weet gy niet, dat u de dood, en
| |
[pagina 157]
| |
Hel nog in den boesem cleeft?
Wilt gy ten leven gaan? Wilt gy etc.
Vangt der deugden leven, leven, leven,
Wilt gy ten leven gaan?
Vangt hier het deugdsaam leven aan.
VII.
Wenschelijck en lievens-weerdig
Is mijn Iesus, daar de min
Altijd tot wat anders veerdig
Vindt alleen genoegen in!
Mijn siel na boven dan, Mijn siel etc.
Daar ick Iesus lieven, lieven, lieven,
Mijn siel na boven dat,
Daar ick het heyl aanschouwen can.
VIII.
Alderminnelijckste Schoonheyd!
Oorsaack van wat hier schoon schijnt,
Die door jaren, nog gewoonheyd
Min vermaackt, of oyt verdwijnt.
U, Schoonheyd, bid ick aan, U etc.
Wil ick oyt yets lieven, lieven, lieven,
U, Schoonheyd, bid ick aan,
Daar sal het hert eerst henen gaan.
IX.
Allerley Bevallijckheden
Diemen hier bedencken can,
Menschen-liefde, menschen seden
Sijnder maar een schaduw van.
Dit steelt mijn hert en al, Dit etc.
Lust my yet te lieven, lieven, lieven,
Dit steelt mijn hert en al,
Dit boven al ick lieven sal.
X.
Ah! dat aller menschen tongen,
Aller Englen wackerheyd
t'Samen-spanden, t'samen songen
| |
[pagina 158]
| |
Iesus lof en Heerlijckheyd!
Waackt op Hert, mond, en hand
Waackt op mijn Cijter; want
Iesus is te loven, loven, loven:
Waackt all' op hier is stoff
Singt sonder eynden Iesus loff.
27. in Ougstmaand 1665. |
|