Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen
(1676)–Jodocus van Lodenstein– AuteursrechtvrijAls: Comt verwondert u, &c.I.
LOoft den Heer gy Cherubijnen!
Looft den Heer gy Adams saat!
Die sijn Volck met heyl verschijnen
Komt, in hopeloosten staat:
Davids huis in tras
| |
[pagina 25]
| |
van eeden
Eerst gelegt, was wereloos;
Dit heyl sal het hoornen smeden,
Maakt sijn Vyand hulpeloos!
Na de reden // En gebeden
Aller Heyl'gen twijffelloos.
II.
Comt ons redden uyt de clauwen
Van die ons in eeuw'gen haat
Onderdrucken en benauwen:
Om aan ons de liefde daad
Onser Vad'ren te voltrecken,
Denckend' aan sijn Heyl-verbond;
Om sijne eeden te verwecken,
Die sijn onfeylbare mond
Om te geven // Abrams neven
Had gesworen, tot hy 't sond.
III.
Harden band van slavernye
Kneep het hert, en maackten 't laf
In Gods dienst: tot dese ty'en
Wierpen boey en banden af;
Om na desen all' ons dagen
Hert en handen even vry
Aan den Hemel op te dragen,
Sonder vrees, of slaverny;
So opregtig // en so plegtig,
Dat het voor hem Heylig sy.
| |
[pagina 26]
| |
IV.
Soontje, lieve tere jongen!
'k Sie nog Godes dierbaar volck
Nevel-dick om u gedrongen,
Als de Alder-hooghsten tolck;
Die sig voor den Heyland henen
Vlijdt, en Hem den weg bereydt,
Tot versoening van die wenen,
En tot Heylge Dienstbaarheyd:
Om soo 's Heren // Volck te leren
Kennis van hun salicheyd.
V.
Dit is 't innerlijck bewegen
Van des Heren Goedicheyd;
Dit is 't Ligt, den Son, den Segen
Van der hoogten uytgespreyt
Over d'aarde; dat sal schijnen,
En verquicken, die nu mat
In doots duysternisse quijnen,
Der vervarenissen sat:
En ons voeten // doen ontmoeten
't Eeuwig salig Vrede-padt.
|
|