Bloemlezing uit de bundel Uyt-spanningen
(1971)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
Op mijn verjaring in Sprockelmaand 1670.
| |
[pagina 103]
| |
En riep dat kindje toe in lugten taal;Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Slijt niet uw tijd in rust / en slaap, mijn straal
(Siet) gaat u voor! wil op! en sijt (ick daag)Ga naar voetnoot11
Niet traag.
't Is tijd dat gy u spoeyt ten top-punt: wantGa naar voetnoot13
De godloosheyd op eerd neemt toe / den brand
15[regelnummer]
Van liefde flauwt / die sig (daer 't al bevriest)Ga naar voetnoot15
Verliest.Ga naar voetnoot15-16
't Is tijd nu 't alles dor staet / dat het cruyd
Van 's Hemels Hoff weer leven crijgt / en spruyt /
Sig opent / groent / en bloeyt / en vrugten heeft /Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En geeft.
Maer sult gy 't leven doen / leeft gy eerst self.Ga naar voetnoot21
Siet daar verschijnt een Ligt aan uw gewelf
Dat warmt en kragten geeft; uw ware Son,
En Bron.
| |
[pagina 104]
| |
25[regelnummer]
Gaet in dien duyster, daar Godt is; hy wilGa naar voetnoot25
U (niet van Synaï, maer Syon) stilGa naar voetnoot26
In lieve graty-heyligdommen doenGa naar voetnoot27
Bevroen
Wat Gy sijt / en wat Hy is. dat gy niet
30[regelnummer]
Dan stoff en asch / en sondig sijt: 't gebiedGa naar voetnoot30
Van wil en lusten altijd heyleloos
En boos.
Dat Hy d'oneyndig' OnbegrijplijckheydGa naar voetnoot33
En aller heylicheden Heylicheyd,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
En aller wijsen Wijsheyd is / een wolck /Ga naar voetnoot35
Een kolckGa naar voetnoot36
| |
[pagina 105]
| |
Een grondelose diepte van den Raad
Daar mensch en engel eeuwig stom voor staat /
Een Billickheyd, een Goedheyd sonder feyl /Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
En peyl.
Een onfeylbare Waarheyd, die nog kan
Nog wil bedriegen / eenig Oorspronck, van
Dat is / dat was / dat wesen kan / of sal /
Het Al.
45[regelnummer]
Die al wat heerlijckheyd het schepsel heeft
In sig bevat / om dat hy 't selve geeft:
Een Wil, die 't al oneyndig wijs / en goed
Self doet.
Op dat gy in dien grondelosen kolck
50[regelnummer]
Van eeuwigheyd verdroncken / 's hemels volck
Dat salig Al-genoeg voor 's werelds Niet
Aan-biedt /
En 's Hemels Heerschappy de wereld door
Stand grijp' / als sig het reedlijck schepsel voorGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Die Wijsheyd, Algenoegsaemheyd, en Magt
Veragt.Ga naar voetnoot54-56
Ruste
Mijn siel! hoe dickmaels liep des werelds ligt
(Als nu) ten top / en spelden u uw pligt?Ga naar voetnoot58
En nauwlijcks 't rijsen uyt de winter-rust
60[regelnummer]
U lust.
't Is dunckt my altijd winter met u: want
Uw hert is als een stijf bevrosen landGa naar voetnoot62
Uw spruyten dorr: hoe soud gy andre Groen-
en doen?
| |
[pagina 106]
| |
65[regelnummer]
Wil op! wil op! daar gaat de son u voor;
Ryst uyt uw winter-rust / en breeckt eens door:
Op u (siet daar) staat 's Hemels gunst, en kragt
En wagt.
Sijn eygen Soon sendt Hy u in 't gemoet /
70[regelnummer]
Die met uw vleesch gepaart / uw schulden boet /
Stilt 's Hemels toorn / en noodt u toe- (in vre'en)
Te tre'en.
Gaat dan! gaat dan! ter Onbegrijplijckheyd
Ter eyndelosen glansch / ter Heerlijckheyd,
75[regelnummer]
Ter Algenoegsaamheyd ter eeuw'ger Min
Eens in.
Versaackt al wat gy kendet by dit Ligt;Ga naar voetnoot77
En kent maar Dees in Jesus Aangesigt.
Begeert niet anders / want hier is uw lust
80[regelnummer]
Geblust.
Uw eyndelose lust vint hier een paal:Ga naar voetnoot81
In dit schoon / is 't begeerlijck altemaal:
Dat u geen sigtbaarheyd na dees bedrieg /Ga naar voetnoot83
Of lieg.
85[regelnummer]
Uw wil leert willen wat dees wille wilt;Ga naar voetnoot85
Soo raken al die stormen eens in stilt'
't Ja al wijs, wat hy wil; en wat hy doet /
Al goed.
Hoe ydel was mijn oogmerk veel voor heen!Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Nu sal 't my 's Heeren glory sijn alleen;
Als ick nog eer / nog gunst / nog watmen agt /
Verwagt.
| |
[pagina 107]
| |
Dan sal ick oock het uytverkoren volck /
Ter Duysternis daar Godt is, tot dien kolck /
95[regelnummer]
Dien bron van eyndelose saligheen
Doen treen.
Dat sal my sijn een godlijck jubel-jaar /Ga naar voetnoot97
Om Gode een rustend land te braken / daarGa naar voetnoot98
Sijn Heerlijckheyd / en 't Heyl der sijnen uyt
100[regelnummer]
Ont-spruyt.
Dat sal my 't jaar soo schigtig niet meer vlien:Ga naar voetnoot101
Maar dit onwisselbaar een schets doen sienGa naar voetnoot102
Van d'Eeuwigheyd, tot ick in 't sonder end
Belend.
|
|