Bloemlezing uit de bundel Uyt-spanningen
(1971)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermdJesus ten HemelNu is ons hert dees aarde moe:
Nu wil het na de Hoogte toe.
Laag' aardsche Schepsels vlied /
U Hoogt' en lust ons niet;
5[regelnummer]
Laat los / ay! laat ons los / uw diepe veynsery
En can ons cluyst'ren niet // nu syn wy vry.
Wy sijn aan Jesum vast gehegt /
Ons' hert is met hem opgeregt.Ga naar voetnoot8
Want onlangs lag het laffGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Met Iesus in het graff:
Met Iesu stond het op // en creeg weer levens cragt /
Als Iesus tot den top // ons' heyl volbragt.Ga naar voetnoot12
| |
[pagina 85]
| |
Maar 't creeg een hooger Heylicheyd
Als 't op 't Olijf-gebergt geleydGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Met Iesus soete mond
In stille reden stond:
En Iesus henen voer (ons' ooge sag het aan)
Door logt en wolcken heen / En liet ons staan.
Doe hielden wy ten hemel heenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Ons' oogen met een bly geween /Ga naar voetnoot20
En met ons' oog ons' hert / En met ons' etc.
Sonden wy naar om hoog; Het was aan Iesu vast /
So lieten wy beneen ons' aartschen last.
Nu is ons' siele daar gehegt
25[regelnummer]
Daar hare schat is weg gelegt;
(Haar overdiere schatt! Haar overdiere schat!)
En kent geen schatten meer dan Godes dieren Soon;
En kent geen heerlijckheyt dan sijnen troon.
S'en heeft geen rust dan dese rust:
30[regelnummer]
S'en heeft geen lust dan dese lust.
Die naalde trilt en beeft
Tot dat sy 't noorden heeft:
De naalde van ons' hert en heeft nog rust nog stand;
Tot dat sy dese Sterr valt in de hand.
35[regelnummer]
Wat lust ons' vuyle vleesch ons biedGa naar voetnoot35
En lust nu onse siele niet:
De lust van spijs en dranck
Is enckel gal en stanck /
By 't hemelsch Nectar soet / dat hier ons' herte smaackt
40[regelnummer]
Dat in 't verquicken voedt / En droefheyt slaackt.Ga naar voetnoot40
Nu sijn de schigten doof en doodtGa naar voetnoot41
Die vleeschelijcke Minne schoot.
| |
[pagina 86]
| |
Ons sinnelijcken Min
Ons minnelijcken Sin
45[regelnummer]
Stijgt lugt en wolcken door / en ruckt ten hemel in /
En neemt ons' herten meed': daar's nu ons' Min.
Als d'aarde mat en dorre-droog
Met reten schreyt ten Hemel hoogGa naar voetnoot48
Om 't opgetrocken nat:Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Soo dorst ons' Sielen mat
Tot die ten Hemel toog / En seyd Sijt onbevreest
Ick ga, maar send mijn borg, Ons send dien Geest.Ga naar voetnoot52
8. Maymaand 1659. |
|