|
-
voetnoot*
- Lodenstein schreef in 1659 drie Avondmaals-gedichten, waarvan dit leerstellig leesvers het oudste is. Op 2 oktober volgde nog het hekeldicht 't Heilige Sacrament ont-heyligd (hierna, p. 136), terwijl het reeds afgedrukte sonnet van 9 oktober Toe-Tred tot 's Heeren H. Sacrament de rij besloot. Gedrieën geven ze een scherp beeld van Lodenstein's waardering van het Avondmaal. Hij staat volstrekt afwijzend tegenover de Zwingliaanse, louter symbolische opvatting die het gedachtenis-karakter slechts erkent; evenzeer tegenover de katholieke en Lutherse transsubstantiatie, resp. consubstantiatie die beide - zij het op verschillende wijze - de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in realistische zin alle nadruk geven. Lodenstein echter baseert zich op Calvijn's Institutio. Evenals deze interpreteert hij het Avondmaal als een genadegave, waarbij een geestelijke vereniging plaats vindt van de ontvanger met het Lichaam van Christus. Bovendien ook acht hij die gemeenschap met Christus uitsluitend voorbehouden aan de gelovige mens. De anderen ontvangen bij het Avondmaal slechts het teken, niet de betekende werkelijkheid. Zie H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek4 IV, p. 590-644; J.N. Bakhuizen van den Brink, De Nederlandsche belijdenisgeschriften, Amsterdam 1940, p. 131-135 (De Nederlandsche Geloofsbelijdenis, art. XXXV), 183-190 (Heidelb. Catechismus, 75-83).
-
voetnoot1
-
Gods Bode: de engel.
onweerdeerlijcke: niet genoeg te waarderen.
-
voetnoot2
-
Heyl-maal: H. Avondmaal (niet in WNT).
-
voetnoot3
-
op-helpt: overeind helpt; zo ook figuurlijk: opbeurt.
-
voetnoot5-6
- Cf. vs. 5-6 van Thomas van Aquino's Adoro te: ‘Visus, tactus, gustus in te fallitur,/ sed auditu solo tuto creditur’. Ook in zijn andere sacramentshymnen legt Thomas de nadruk op het tekortschieten van onze zintuigen ten overstaan van het mysterie der realis praesentia, bijv. Pange, lingua, vs. 19 vv.: ‘Verbum caro panem verum / verbo carnem efficit / fitque sanguis Christi merum / et, si sensus deficit,/ ad firmandum cor sincerum / sola fides sufficit.’ (Latijnsche christelijke gedichten, ed. A. Slijpen en M. van Everdingen, Nijmegen-Utrecht 1934, p. 21-23). Lodenstein vertaalde Thomas' Lauda Sion Salvatorum als Meditatie op 't Sacrament des H. Avondmaals (Uyt-Spanningen, p. 418-420), waar dezelfde huiver voor het mysterie verwoord werd: ‘Gaat het uw sien en begrijpen te boven / Hier geldt nog gesigt nog begrip maar geloven’. Voetius behandelde Thomas op zijn colleges. Daarbij kwam vanzelfsprekend ook diens leer Over de Eucharistie (Summa Theologica III, Q. 73-83) aan de orde.
-
voetnoot9
-
't Heyl: God, cf. Jes. 12: 2: ‘Ziet, God is mijn Heil.’
-
voetnoot11
-
blindt: verblindt.
Regel: stelregel, maxime.
-
voetnoot12
- Cf. Calvijn, Institutio IV, 17, 21: ‘Want ofschoon het teken in wezen verschilt van de betekende zaak, omdat deze geestelijk en hemels is, en het teken lichamelijk en zichtbaar, waarom zou, daar het toch de zaak, tot wier vertegenwoordiging het geheiligd is, niet slechts als een bloot en ijdel teken afbeeldt, maar ook werkelijk schenkt, de benaming van die zaak niet met recht mogen worden toegepast op het teken?’
|