Mensch.
De mensch is een leeuw in de ezelshuid; een dwerg, die met moeite op de aarde voortschrompelt; een reuzencolossus, op den bol der vergankelijkheid en het voetstuk der oneindigheid staande; een straal des eeuwigen lichts, gevangen in de camera obscura der zinnelijkheid; een-kind der onsterfelijkheid, gewikkeld in de windsels der magteloosheid; een edelgesteente uit de kroon van de wijsheid Gods, en gevat in het klatergoud van aardsche dwaasheid; een levend vraagteeken, eene eindelooze gedachtestreep, eene verpersoonlijkte tegenspraak, een raadsel, waarvan de dood-alleen de oplossing geven kan.