L.
Leening.
Eene leening is een noodwendig kwaad, zoowel voor hem, die leenen moet, als voor hem, van wien geleend wordt. Beiden dwingt de nood; den eersten, omdat hij niets heeft; den tweeden, omdat hij anders met den overvloed op den hals blijft zitten. Het kwaad echter ligt daarin, dat de afleener niet weet, of hij terug kan betalen; de leener, of hij terugkrijgen