| |
B.
Bad.
Eene metamorphose - inrigting, waaruit de teederste moeders als naïve maagden terugkeeren, wanneer zij het kind, te gelijk met het bad, afgeschud hebben.
| |
Bal.
Een bal is een gezelschaps-spel van beschaafde, denkende menschen, waar jonge en oude lieden van beiderlei geslacht, met gevleugelde schreden en kugchende borst, door elkander wirrelen, en met verscheurde kleederen en verwaaide lokken, hoogzwoegende boezems en vurige oogen, hun leven naar het graf dansen.
| |
Ballet.
Ballet is eene snelvoetinfanteristenpeesenkuitenenledematenontwrichtings-productie.
| |
Band.
Vriendschapsband uit saffiaan; liefdeband uit maroquin, en huwelijksband uit buffelleêr!
| |
Bankeroet.
Bankeroet is eene nederstorting uit den hemel van overdreven hoop en te groote ontwerpen, in den paroxismus van betalings-onmogelijkheid. Zulke bankbreuken zijn evenwel niet altijd ongeneeslijk, en dikwerf zelfs de grondslagen van een beter welvaren; omdat, gedurende de cri- | |
| |
sis, de gezwollene gulden-ader zich in liet geheime celweefsel uitstort, en van daar het nieuwe organismus voedt. In den tegenwoordigen tijd neemt men dan ook deze kwaal, even als zoo vele andere modeziekten, niet al te ernstig op, alhoewel doorgaans de patiënt een gezet man wordt, wanneer hij aan de eischen der schuldeischers niet voldoen kan. - Ook is bankeroet een braakmiddel voor geruïneerde menschen.
| |
Bankier.
Is een man, die door den bank rijk is, of toch de beste uitzigten heeft, rijk te worden. Zijne ziel is doorgaans een metaalklomp, daarom brengt hij ook geene vruchten van den geest voort; hij heeft alleen aanleg tot een' staatsman; want zijne liefste documenten zijn staatspapieren, en bestendige wisseltrekking heerscht in zijne portefeuille. Overigens gaat en staat hij opregt, zoo lang zijn krediet hem staande houdt. Hij is een ijverig schuldeischer, en daarom staat hem, zoo als de Schrift zegt, de hemel open.
| |
Barbier.
Een barbier is een mensch, die zich het regt aanmatigt, iedereen bij den neus te durven grijpen.
| |
| |
| |
Bassist.
Grondzangwerker.
| |
Bladluis.
Is een misselijk dier, dat geen ander middel van bestaan vinden kan, dan zich op een blad te zetten, en het met stompe tanden af te knagen. Eene zoodanige bladluis trekt doorgaans alle ongedierte tot zich.
| |
| |
Eene andere verklaring.
Bladluizen, vulgo: recensenten, nemen de laagste klasse der diersoorten in, en hebben, naar buffon, als hoofd-onderscheidingsteeken, een platgedrukte kop. Zij vallen dikwerf, met scharen tegelijk, over het kleinste blaadjen heen, zoodat, zoo als naff zegt, de niet-onderrigte, die hen meeldauw noemt, gelooft, dat zij bij nacht uit de lucht gevallen waren. Eene bladluis neemt de kleur van het blad aan, waarvan zij eet: wit, zwart, rood, groen, blaauw, enz.; ook de recensent draagt, zonder eigendommelijk bewustzijn, alleen de wetenschappelijke kleur van het blad, waaraan hij knaagt. Bladluizen en recensenten hebben doorgaans een klein hoofd, een zuiger en twee voelhoorns - nijd en scheel-zucht - tusschen de oogen. De verbazende menigte van beiderlei soort komt daarvan daan, dat beiden, bij de onaanzienlijkheid hunner geboorte, dikwerf in veertien dagen een paar honderd jongen werpen.
Ook ten opzigte van hunne voortplantingswijze hebben recensenten en bladluizen de bijzonderheid, dat zij nu eens eijeren op vreemde bladen nederleggen, dan weder levende jongen - kritische brochure's - ter wereld brengen. Maar de natuur heeft zelfs geen insekt niet zonder nut geschapen, en ook den recensenten dienen, als gene de mieren - de litteratuur, id est - de klein-handelende dagbladen tot dagelijks voedsel.
Onder deze diertjens onderscheid ik weder twee ondersoorten, namelijk: den anonymus, ge- | |
| |
heel zonder vleugels of schild, en dien ik steeds gewoon ben ‘castraten’ te noemen. Hoe hooger de castraat sopraan zingt, des te aanmerkelijker wordt zijne impotentie. De tweede oudersoort is de pseudonymus, of naar mijne terminologie, de ‘schildluis,’ omdat hij onder een vreemd schild verborgen is. De pseudonyinus is een kunstig gerestaureerde anonymus, volkomen castraat, daar het naam-surrogaat slechts voor den schijn dient.
| |
Blaffen.
De conversatie van zekere dieren, die zelven niets te bijten, of niets te breken hebben, wanneer zij bij eenen anderen een vol bord zien. Göthe heeft deze soort dieren, in het gewone leven, honden genoemd, en het best gekenschetst, wanneer hij zegt: ‘Hoe beter de andere rijdt, des te meer blaffen zij.’
| |
Bombast.
Nieuwmodische watten voor dunne schrijvers-plaatsen.
| |
Borstzak.
De borstzak is de minister van finantiën van het heelal. De papieren in den borstzak zijn de ware borstkruidenbladen tegen den hoest der verlegenheid, en tegen de heeschheid van de stem der waarheid.
| |
Brieventasch.
De brieventasch, de minister van binnen- en buitenlandsche zaken, is bij de dames het katongeregt der zaken van het hart; bij verliefden de haven en de stapelplaats van alle in- en uitloopende minnebrieven, en de tropheënzaal van buitgemaakte haarlokken; bij echtgenooten het familiegraf voor het beeld van de in hare liefde voor lang afgestorvene echtgenoote;
| |
| |
hij beurs-speculanten de logarithmen-tafel van het lijdzame differentalismus; bij dichters het reisboek der gedachten; bij teekenaars de zakroller der gezigten; bij spelers de vischmarkt-rekening van gister, en bij vernuftigen het veldbed van plotselinge invallen.
| |
Bruidegoms-staat.
Is de uitwerking van het eerste bedrijf des grooten huwelijks-treurspels.
|
|