| |
| |
| |
Lijst van tabellen, grafieken en kaarten
Balans van de twintigste eeuw
Kaart 1.1: |
Ontwikkeling gas- en elektriciteitsnetwerken |
Bron: |
Verslag der Staatscommissie ingesteld bij Koninklijk Besluit van 14 Juli 1911, no 60, om van advies te dienen omtrent de vraag, welke maatregelen genomen kunnen worden om te bevorderen, dat in de behoefte aan electrische kracht, welke in verschillende streken des lands en met name ten plattelande bestaat, op zoo doeltreffend en zoo economisch mogelijke wijze worde voorzien (Leiden 1914) 28, 81; J.C. van Staveren, ‘De electriciteitsvoorziening’, Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap deel 50 (1933; themanummer ‘Het verkeer in Nederland in de XXe eeuw’) 592-607; F.C. Wirtz Cz., ‘Gasvoorziening in Nederland’, Het Gas jrg. 51, no. 19 (1931) 355-356; J.J. Suyver, ‘Hoe en waarom kwam men tot het nieuwe koppelnet’, Electrotechniek jrg. 48 (1970) 3; Informatie- en Documentatiecentrum voor de Geografie van Nederland, Kortfattet oversigt over Nederlands geografi (Den Haag 1974) 29; C. Klaassen, ‘Gasunie- transportnet. Enkele aspecten van het transportnet van de N.V. Nederlandse Gasunie’, Het Gas jrg. 90 (augustus 1970) 281-287, aldaar 282. |
|
Kaart 1.2: |
Ontwikkeling transportnetwerken |
Bron: |
A. Bosch en W. van der Ham, Twee eeuwen Rijkswaterstaat, 1798-1998 (Zaltbommel 1998) 62, 75; J.J. Stieltjes, ‘III. Het verkeer te land. A. De spoor- en tramwegen’, Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap deel 50 (1933) 477; F.L. Schlingemann, ‘II. Het verkeer te water’, Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap deel 50 (1933) 334-419; R. Loman, ‘III. Het verkeer te land. B. De wegen voor gewoon verkeer en het gebruik daarvan’, Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, deel 50 (1933) 478-545; J.M. Kan, ‘Het luchtverkeer’, Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, deel 50 (1933) 566-591; J.M. Fuchs, ‘Verkeer en vervoer’ in Eerste Nederlandse systematisch ingerichte encyclopaedie (Amsterdam 1950) deel 7, 250-325; Informatie- en Documentatiecentrum voor de Geografie van Nederland, Kortfattet oversigt over Nederlands geografi, 35. |
|
Kaart 1.3: |
Ontwikkeling communicatienetwerken |
Bron: |
W. Ringnalda, De Rijkstelegraaf in Nederland. Hare opkomst en ontwikkeling (1852-1 December-1902). Geïllustreerd gedenkboek ter herinnering aan haar vijftig-jarig bestaan (Amsterdam 1902); Hans Knippenberg en Ben de Pater, De eenwording van Nederland. Schaalvergroting en integratie sinds 1800 (Nijmegen 1988) 64-65; J.H. Warning, ‘De automatiseering van het Nederlandse Telefoonnet, I’, De Ingenieur jrg. 42 (1934) E 143; H. Mol, ‘Telegrafie en telefonie’ in Eerste Nederlandse systematisch ingerichte encyclopaedie (Amsterdam 1950) deel 8,354-364; J.Th.R. Schreuder, ‘Telecommunicatie via sattelieten’, De Ingenieur jrg. 82, no.2 (1970) E 2; G.A. van der Knaap, A spatial analysis of the evolution of an urban system. The case of the Netherlands (Utrecht 1978) 169; P. Vijzelaar, 70 jaar radio-omroepzenders in Nederland. Ontwikkeling van het Nederlandse zenderpark op lange- en middengolf in de periode 1919-1989 (Deventer 1991) 32. 78. |
|
Kaart 1.4: |
Militaire infrastructuur |
Bron: |
J.P.C.M. van Hoof, ‘Met een vijand als bondgenoot. De rol van het water bij de verdediging van het Nederlandse grondgebied tegen een aanval over land’, Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden deel 103, no. 4 (1988) 622-651, aldaar 636, 643; J.R. Beekmans, ‘De gevolgen van de inundaties’ in J.R. Beekman en C. Schildt (red.), Drijvende stuwen voor de landsverdediging. Een geschiedenis van de IJssellinie (Zutphen 1997) 169-181, aldaar 171; E.J.J. van Vliet-van Schie, M.M. Bolken B.H.A.T. Straatman (red.), 40 jaar DPO. Defensie Pijpleiding Organisatie (z.p. [1997]) 14, 19. |
|
Kaart 1.5: |
Route chloortransport |
Bron: |
www.sp.nl/db/nieuws/completepage.html/841 (geraadpleegd december 2002). |
|
Tabel 4.1: |
Leerlingen in het technisch dagonderwijs |
Bron: |
Berekend op basis van CBS, De ontwikkeling van het onderwijs in Nederland. Editie 1966 Deel 1: Tabellen (Den Haag 1966) tabellen 150 en 221; CBS, Bevolking van Nederland naar geslacht, leeftijd en burgerlijke staat, 1830-1969 (Den Haag 1970) tabellen 1 en 2. |
| |
| |
Grafiek 4.1: |
Investeringen in onderwijs en peur- en ontwikkelingswerk tezamen als percentage van het BBP |
Bron: |
Bart van Ark en Herman de Jong, ‘Accounting for economic growth in the Netherlands since 1913’, Economic and Social History in the Netherlands vol. 7 (1996) 199-242, aldaar 220. |
|
Grafiek 4.2: |
Wetenschappers in de Nederlandse industrie |
Bron: |
J.J. Hutter, Toepassingsgericht onderzoek in de industrie De ontwikkeling van kwikdamplampen bij Philips, 1900-1940 (Helmond 1988) 21. |
|
Tabel 5.1: |
Leveranciers van ketelinstallaties aan de suikerindustrie op Java, gegroepeerd naar aantal geleverde installaties, peiljaar 1929 |
Bron: |
G.J. Schott, ‘Ketelinstallaties op de Java-suikerfabrieken in de jaren 1925 en 1929’, Archief voor de Suikerindustrie in Nederlandsch-Indië. Mededeelingen van het Proefstation voor de Java-Suikerindustrie no.18 (1929) 949-955. |
|
Grafiek 5.1: |
Jaar van ingebruikneming van ketelinstallaties in de Javaanse suikerfabrieken |
Bron: |
Schott, ‘Ketelinstallaties op de Java-suikerfabrieken in de jaren 1925 en 1929’. |
|
Grafiek 5.2: |
Import van machines en onderdelen in Nederlands-Indië, 1891-1940 |
Bron: |
W.A.I.M. Segers, ‘Manufacturing industry, 1870-1942’ in P. Boomgaard (red.), Changing economy in Indonesia. A selection of statistical sources material from the early 19th century up to 1940. Deel 8: Maufacturing industry, 1870-1942 (Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam 1987) 50-54. |
|
Grafiek 5.3: |
Etniciteit van de verdampers in de Javaanse suikerfabrieken, 1922-1932 |
Bron: |
Philip Levert, Inheemsche arbeid in de Java-suikerindustrie (Wageningen 1934) 118. |
|
Grafiek 5.4: |
Etniciteit van de suikerkokers in de Javaanse fabrieken, 1922-1932 |
Bron: |
Levert, Inheemsche arbeid in de Java-suikerindustrie, 122. |
|
Tabel 7.1: |
Aandeel van Nederland in het totaal aantal aangevraagde patenten door buitenlanders op de Amerikaanse markt, 1880/1889-1990/1993 (in procenten) |
Bron: |
Jan Luiten van Zanden, Een klein land in de 20e eeuw. Economische geschiedenis van Nederland, 1914-1995 (Utrecht 1997) 65. |
Toelichting: |
De gegevens zijn ontleend aan de jaarlijkse rapporten van de Commissioner of Patents van de Verenigde Staten. |
|
Tabel 7.2: |
Gemiddelde jaarlijkse groei van de arbeidsproductiviteit in Nederland en in Noordwest-Europa, 1870-1994 (in procenten) |
Bron: |
Jan Pieter Smits, Edwin Horlings en Jan Luiten van Zanden, Dutch GNP and its components, 1800-1913 (Groningen Growth and Development Centre, Rijksuniversiteit Groningen 2000); Van Ark en De Jong, ‘Accounting for economic growth in the Netherlands since 1913’, Economic and Social History in the Netherlands vol. 7 (1996) 199-242, aldaar 201; Angus Maddison, Dynamic forces in capitalist development. A long-run comparative view (Oxford 1991) appendix A en C. |
Toelichting: |
Arbeidsproductiviteit is gemeten in termen van het bruto binnenlands product per gewerkt uur. De groep van Noordwest-Europese landen wordt gevormd door Oostenrijk, België, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Zweden, Noorwegen, Zwitserland en Groot-Brittannië. |
|
Tabel 7.3: |
Concurrentiekracht van de Nederlandse economie. Aandeel van Nederlandse producten in de wereldhandel, 1986 (in procenten) |
Bron: |
D. Jacobs, P. Boekholt en W. Zegveld, De economische kracht van Nederland. Een toepassing van Porters benadering van de concurrentiekracht van landen (Stichting Maatschappij en Onderneming, Den Haag 1990) 29. |
|
Tabel 7.4: |
Comparatieve voordelen van de Nederlandse industrie, 1906-1950 |
Bron: |
Voor 1906 zie Statistical abstract of foreign countries. Delen 1-3: Statistics of foreign commerce (Washington, DC 1909; te vinden in de bibliotheek van het CBS te Voorburg). De gegevens voor de periode 1928-1950 zijn ontleend aan Ingvar Svennilson, Growth and stagnation in the European economy (Geneve 1954) 293. |
Toelichting: |
In 1906 maken de transportmiddelen deel uit van de categorie machinebouw. |
|
Tabel 7.5: |
Comparatieve voordelen, 1970, 1980 en 1998 |
Bron: |
OESO, Foreign trade by commodities (Parijs respectievelijk 1970, 1980, 1998). |
|
Tabel 7.6: |
Productiviteitsgroei in een aantal industriële bedrijfstakken (1865-1913, gemiddelde jaarlijkse groei) vergeleken met het gebruik van stoomkracht (aantal stoommachines als procenten van het totale machinepark in 1890) |
Bron: |
H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving (Zutphen 1995) deel VI, 269-279; Smits, Horlings en Van Zanden, Dutch GNP and its components, 112-120 en 130-141. |
|
Tabel 7.7: |
Gemiddelde jaarlijkse groei van de reële output, arbeid, kapitaal en TFP in de Nederlandse industrie, 1921-1960 (in procenten) |
Bron: |
H.J. de Jong, De Nederlandse industrie, 1913-1965. Een vergelijkende analyse op basis van de productiestatistieken (Amsterdam 1999) 194. |
|
Tabel 7.8: |
Bijdrage van investeringen in onderwijs en in onderzoek en ontwikeling aan het bruto binnenlands product, 1921-1992 (in procenten) |
Bron: |
Van Ark en De Jong, ‘Accounting for economic growth in the Netherlands since 1913’, 220. |
|
Tabel 7.9: |
Gemiddelde jaarlijkse groei van het bruto binnenlands product en van de diverse componenten (arbeid, kapitaal, menselijk kapitaal, R&D en TFP), 1947-1994 (in procenten) |
Bron: |
Van Ark en De Jong, ‘Accounting for economic growth in the Netherlands since 1913’, 211. |
| |
| |
Tabel 7.10: |
Vergelijking van technologische en economische indicatoren, mate van groei tussen 1971-1975 en 1986-1990. Groeicijfer in 1986-1990 als percentage van de groei in 1971-1975 (in procenten) |
Bron: |
M. Pianta, ‘Technology and growth in OECD countries, 1970-1990’ in Daniele Archibugi and Jonathan Michie (red.), Trade, growth and technical change (Cambridge 1998) 93. |
|
Tabel 7.11: |
Aandeel van formele en informele arbeid in de tijdsbesteding van mannen en vrouwen, 1955/1956-1997 (in procenten) |
Bron: |
CBS, Vrije-tijdsbesteding in Nedeland, 1962-1963 (Zeist 1966) deel 8; CBS, De tijdsbesteding van de Nederlandse bevolking. Kerncijfers 1988 (Voorburg 1991); W.P. Knulst en P. van Beek, Tijd komt met de jaren. Onderzoek naar tegenstellingen en veranderingen in dagelijkse bezigheden van Nederlanders op basis van tijdbudgetonderzoek (CBS, Rijswijk 1990). |
Toelichting: |
Door middel van enquêtes zijn het CBS en het SCPB nagegaan hoeveel tijd individuen aan tal van activiteiten besteden. Naast de productieve activiteiten, zowel formele arbeid als huishouden, is ook rekening gehouden met vrije tijd en nachtrust. Opgeteld nemen deze activiteiten de volle 24 uur van een etmaal in beslag. |
|
Tabel 7.12: |
Aandeel van sectoren in de totale milieuschade, 1950-1995 (in procenten) |
Bron: |
J.P. Smits, ‘Omvang en oorsprong van de milieuschade, 1910-1995’ in Ronald van der Bie en Pit Dehing, (red.), Nationaal goed. Feiten en cijfers over onze samenleving, (ca.) 1800-1999 (uitgegeven ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het CBS, Amsterdam 1999) 235-256, aldaar 246. |
|
Tabel 7.13: |
Kloof tussen het BBP en de welzijnsindex (ISEW) verklaard (in procenten) |
Bron: |
E. Horlings en J.P. Smits, ‘De welzijnseffecten van economische groei in Nederland, 1800-2000’, Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis jrg. 27, no. 3 (2001) 266-280, aldaar 277. |
|
Grafiek 7.1: |
Nederlands aandeel in de wereldhandel |
Bron: |
J.P. Smits, ‘Economische ontwikkeling, 1800-1995’ in Ronald van der Bie en Pit Dehing, (red.), Nationaal goed. Feiten en cijfers over onze samenleving, (ca.) 1800-1999 (uitgegeven ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het CBS, Voorburg 1999) 15-33, aldaar 17; Brian R. Mitchell, European historical statistics, 1750-1975 (Londen 1981, 2e druk); Svennilson, Growth and stagnation in the European economy; IMF, Direction of Trade Statistics Quarterly (vanaf 1950 tot heden; oorspronkelijk Direction of International Trade, later Direction of Trade en vervolgens Direction of Trade Statistics). |
|
Grafiek 7.2: |
Aantallen nieuw aangenomen commissariaten en adviseurschappen van hoogleraren chemie aan de Technische Hogeschool Delft en de universiteiten |
Bron: |
Jasper Faber, Kennisverwerving in de Nederlandse industrie, 1870-1970 (Amsterdam 2001) 37. |
|
Grafiek 7.3: |
Volume-index van de milieuschade in Nederland, 1910-1995 (duurzaamheidsnorm = 100) |
Bron: |
Smits, ‘Omvang en oorsprong van de milieuschade, 1910-1995’ |
|
Grafiek 7.4: |
Vergelijking van het BBP met de Index of Sustainable Economic Welfare (ISEW), 1800-2000 (miljoenen guldens in constante prijzen van 1990; semi-logaritmische schaal) |
Bron: |
Horlings en Smits, ‘De welzijnseffecten van economische groei in Nederland’, 276. |
|
|