| |
| |
| |
Bibliografie
Transport
Transport/hoofdstukken 1, 2 en 7
|
J.A.M. Aben, ‘Transport en agrarische ontwikkeling. De betekenis van een tramlijn voor de agrarische ontwikkelingen in Bladel en Reusel, 1892-1902’, Varia historica Brabantica 10 (1981) 131-159. |
Adviesbureau Transpute, in samenwerking met de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Utrecht, De ontwikkeling van de bereikbaarheid in Nederland van 1950 tot 1990. Een kwalitatieve beschouwing over de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden tussen 1950 en 1990 en een haalbaarheidsstudie naar het meten van de bereikbaarheid, in het bijzonder als verklarende factor voor de mobiliteit (onderzoek in opdracht van het Projectbureau Integrale Verkeers- en Vervoersstudies Pb IVVS, [Gouda] 1993). |
Philip S. Bagwell, The transport revolution from 1770 (Londen 1974). |
E.W. Blaas e.a., Autobezit, autogebruik en rijgedrag. Determinanten van het energiegebruik bij personen-automobiliteit (Delft 1992). |
Ariejan Bos e.a. (red.), Het paardloze voertuig. De auto in Nederland een eeuw geleden (Deventer 1996). |
A. Bosch en W. van der Ham, Twee eeuwen Rijkswaterstaat, 1798-1998 (Zaltbommel 1998). |
A.M.C.M. Bouwens en M.L.J. Dierikx, Op de drempel van de lucht. Tachtig jaar Schiphol (Den Haag 1996). |
Bram Bouwens e.a., Lijnen door het Brabantse land. 200 jaar infrastructuur in Noord-Brabant, 1796-1996 (Zwolle 1997). |
M.J. Breuning, Binnenlandsch goederenvervoer per vrachtauto, per spoor en per schip (Leiden 1947). |
A.A. Albert de la Bruhèze en F.C.A. Veraart, Fietsverkeer in praktijk en beleid in de twintigste eeuw. Overeenkomsten en verschillen in fietsgebruik in Amsterdam, Eindhoven, Enschede, Zuidoost-Limburg, Antwerpen, Manchester, Kopenhagen, Hannover en Basel (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag 1999). |
Hans Buiter en Kees Volkers, Oudenrijn. De geschiedenis van een verkeersknooppunt (Utrecht 1996). |
E.W.H. Caelen e.a., Autodiffusie in Nederland in de twintigste eeuw. Een gemeentelijke benadering van de ruimtelijke diffusietheorie (ongepubliceerd werkstuk, college Geschiedenis van de Techniek en Innovatiesystemen 2, Faculteit Technnologie Management, Technische Universiteit Eindhoven 2001). |
Aart Camijn, Wegvervoer, een grensverleggende activiteit. 50 jaar Stichting NIWO, Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie, [Rijswijk] [1996]). |
CBS, Auto's in Nederland. Cijfers over gebruik, kosten en effecten (Voorburg en Heerlen 1992). |
CBS, 1899-1994. Vijfennegentig jaren statistiek in tijdreeksen (Den Haag 1994). |
Marcel Clement, Transport en economische ontwikkeling. Analyse van de modernisering van het transportsysteem in de provincie Groningen, 1800-1914 (Groningen 1994). |
Jessica Curta e.a., Verkeerstellingen (ongepubliceerd werkstuk, college Geschiedenis van de Techniek en Innnovatiesystemen 2, Faculteit Technologie Management, Technische Universiteit Eindhoven 2001). |
Joost Dankers en Jaap Verheul, Twee eeuwen op weg. Van Gend & Loos, 1796-1996 (Den Haag 1996). |
Marc Dierikx, Bevlogen jaren. Nederlandse burgerluchtvaart tussen de wereldoorlogen (Houten 1986). |
M.L.J. Dierikx, Blauw in de lucht. Koninklijke Luchtvaart Maatschappij, 1919-1999 (Den Haag 1999). |
H. van Driel en J.W. Schot, ‘Regime-transformatie in de Rotterdamse graanoverslag’ in NEHA-Jaarboek voor economische, bedrijfs- en techniekgeschiedenis deel 64 (2001) 286-318. |
Rudolf Filarski, Kanalen van de Koning-Koopman. Goederenvervoer, binnenscheepvaart en kanalenbouw in Nederland en België in de eerste helft van de negentiende eeuw (Amsterdam 1995). |
Rainer Fremdling, ‘The Dutch transportation system in the nineteenth century’, De Economist 148 (2000) 521-537. |
F.M.M. de Goey, Ruimte voor industrie. Rotterdam en de vestiging van industrie in de haven, 1945-1975 (Delft en Rotterdam 1990). |
H.M. Goudappel, De motorisering van Nederland. Prognoses in verleden en heden en hun consequenties voor de ruimtelijke ordening (Alphen a/d Rijn 1965). |
W.J. de Graaff, ‘Groei van het verkeer en zijn problemen’, De Ingenieur 60, no. 10 (5 maart 1948) V 21-36. |
Willem van der Ham, Heersen en beheersen. Rijkswaterstaat in de twintigste eeuw (Zaltbommel 1999). |
David Hartsema en Wim Mollema, Met de boderijders naar Groningen. De geschiedenis van de bodediensten (Bedum 1987). |
| |
| |
M.L. ten Horn-van Nispen, ‘Het Rijkswegenplan 1927. De aanpak van het verkeersvraagstuk in de jaren twintig’ in Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek deel 9 (1992) 185-208. |
J.H. Jonckers Nieboer, Geschiedenis der Nederlandsche Spoorwegen, 1832-1938 (Rotterdam 1938, 2e druk). |
Herman J. de Jong, ‘Dutch inland transport in the nineteenth century. A bibliographical review’, The Journal of Transport History 3e serie vol. 13 (1992) 1-22. |
Johan W.D. Jongma, Geschiedenis van het Nederlandse wegvervoer (Drachten 1992). |
H.A. Katteler, W.F. de Heer en J.A. Kropman, Het gebruik van de fiets in Nederland. Een onderzoek naar het feitelijk en gewenst fietsgebruik voor diverse bestemmingen en de achtergronden daarvan (Instituut voor Toegepaste Sociologie, Nijmegen 1978). |
Hans Knippenberg en Ben de Pater, De eenwording van Nederland. Schaalvergroting en integratie sinds 1800 (Nijmegen 1988). |
D. Kouwenaar e.a., ‘125 jaar verkeerspolitie. 31 Januari 1826-1951’, Ons Amsterdam 3, no. 2 (1951; uitgave ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de afdeling verkeerspolitie der gemeentepolitie te Amsterdam). |
Hendrik Christiaan Kuiler, Verkeer en vervoer in Nederland, zooals deze in hun recente ontwikkeling zijn bepaald door economisch-geografische factoren (Utrecht 1946). |
H.C. Kuiler, Verkeer en vervoer in Nederland. Schets eener ontwikkeling sinds 1815 (Utrecht 1949). |
P. Kuin en H.J. Keuning, Het vervoerswezen (Utrecht en Brussel [1948]). |
P.Th. van de Laar, Stad van formaat. Geschiedenis van Rotterdam in de negentiende en twintigste eeuw (Zwolle 2000). |
Johan Adolf Leerink, De verkeers-veiligheid op den weg. Een juridische, sociologische en verkeerstechnische studie (Alphen a/d Rijn 1938). |
Dirk Maarten Ligtermoet, Beleid en planning in de wegenbouw. De relatie tussen beleidsvorming en planning in de geschiedenis van de aanleg en verbetering van rijkswegen (onderzoek, uitgevoerd in opdracht van de Hoofddirectie van de Waterstaat, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, [Den Haag] 1990). |
J.R. Luurs, ‘De aanleg van verharde wegen in Drenthe, Groningen en Friesland, 1825-1925’ in NEHA-jaarboek voor economische, bedrijfs- en techniekgeschiedenis deel 59 (Amsterdam 1996) 162-237. |
Th.M.B. van Marle, Overheidsbemoeienis met het vervoer (Den Haag 1946). |
Everhard Dirk de Meester, Coördinatie der verkeersbedrijven (Baarn 1935). |
Gijs Mom, Geschiedenis van de auto van morgen. Cultuur en techniek van de elektrische auto (Deventer 1997). |
Gijs Mom, ‘Het vliegtuig als gevleugelde auto’, Spiegel Historiael 35, no. 7-8 (juli-augustus 2000) 305-307. |
Gijs Mom en Peter Staal, ‘Autodiffusie in een klein vol land. Historiografie en verkenning van de massamotorisering in Nederland in internationaal perspectief’ in Yves Segers e.a. (red.), Op weg naar een consumptiemaatschappij. Over het gebruik van voeding, kleding en luxegoederen in België en Nederland (19de-20ste eeuw) (Leuven 2000) 125-162. |
‘De Nederlander’, Elsevier (27 oktober 1995; uitgave ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan) 190-194. |
De overgangsprocedure in het verkeer. Preadviezen van de voordrachten voor het tweedaags symposium, 11 en 18 september 1969 (Stichting Toekomstbeeld der Techniek, Den Haag 1969). |
B.C. de Pater en H. Schmal, Reistijden, reiskosten en forensisme op Amsterdam in de periode 1855-1980. Een tijdgeografische studie (Vrije Universiteit Amsterdam 1982). |
J.C. Ramaer, ‘Het goederenvervoer in Nederland in de laatste jaren’, Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap deel 43 (1926) 331-390. |
J.G. Ramaker, Vervoer en verkeer in de Nederlandsche stad. Een economischstedebouwkundige studie (Amsterdam 1946). |
J.H.E. Reeskamp, Reizen en pleisteren (Zaltbommel 1965). |
T. Sanders, ‘De ontwikkeling der tramwegen in Nederland’ in Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs 1847-1897 (Koninklijk Instituut van Ingenieurs, Den Haag 1897). |
Schiphol 50 jaar (N.V. Luchthaven Schiphol, Schiphol 1970). |
Henk Schmal, ‘Stadsontwikkeling en openbaar vervoer. De Admiraal de Ruyterweg tot aan de Eerste Wereldoorlog’, Historisch Tijdschrift Holland 14 (1982) 2-15. |
H. Schmal, ‘Knellende stedelijke banden geslaakt? Railvervoer en het wonen tot aan de Eerste Wereldoorlog, in het bijzonder in en rond Amsterdam’ in Economisch- en sociaal-historisch jaarboek deel 46 (1983) 93-112. |
Henk Schmal, ‘De tram in Nederland’, Historisch Geografisch Tijdschrift 7, no. 3 (1989) 73-89. |
Kees Schuyt en Ed Taverne, 1950. Welvaart in zwart-wit (Den Haag 2000). |
Jan Pieter Herman Smits, Economische groei en structuurveranderingen in de Nederlandse dienstensector, 1850-1913. De bijdrage van handel en transport aan het proces van ‘moderne economische groei’ (proefschrift, Vrije Universiteit Amsterdam 1995). |
Reinhold Stisser, Der deutsche Automobilexport unter besonderer Berücksichtigung des niederländischen Kraftfahrzeugmarktes (Kiel 1938). |
H.J.H. van Strieland, Coördinatie van het goederen-vervoer in Nederland. Deel 2: Naar aanleiding van de Memorie van Antwoord d.d. 26 April 1939 (Amsterdam [1939]). |
Mattijs Taanman, Het wegenstelsel van Nederland van 1900-1940 (ongepubliceerd werkstuk, college Geschiedenis van de Techniek en Innovatiesystemen 2, Faculteit Technologie Management, Technische Universiteit Eindhoven 2001). |
F.M.L. Thompson, Victorian England. The horse-drawn society.
An inaugural lecture (Londen 1970). |
De toekomstige ontwikkeling van het autoverkeer en het aantal automobielen in Nederland (getypte brochure Rijkswaterstaat, Dienst Verkeersonderzoek, [Den Haag] 1956). |
Peter J. Troost, Man en paard in oud-Rotterdam. Van zwaar bespannen sleperswagens ben ik passagier geweest. Door heel de stad heb ik gezworven, maar aan de kaden toch het meest (Rotterdam 1985). |
‘Het verkeer in Nederland in de XXe eeuw’, Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap deel 50 (1933; themanummer) 331-662. |
S.P. Ville, Transport and the development of the European economy, 1750-1918 (Londen 1990). |
Vincent van der Vinne, Spyker, 1898-1926 (Amsterdam 1998). |
Martin Wallast, 100 jaar trucks. De geschiedenis van het wegtransport (Haarlem [1995]). |
‘Het Wegencongres 1920-1970’, Wegen 45 (december 1970) 330-334. |
T.H. van Wisselingh, J. Volmüller en A.G.M. Boost (red.), Weg en verkeer. Handboek ten dienste van hen die betrokken zijn bij vraagstukken de weg en het wegverkeer betreffend (Amsterdam 1952). |
Auke van der Woud, Het lege land. De ruimtelijke orde van Nederland, 1798-1848 (Amsterdam 1987). |
Transport/hoofdstuk 3
Werken aan mobiliteit: de inburgering van de auto
|
M.W. Aertnijs, Hoe de auto in ons land kwam (Amsterdam 1948). |
Fons Alkemade, Het beeld van de auto, 1896-1921. Verslag van een speurtocht door Nederlandse collecties (Deventer 1996). |
Fons Alkemade, De auto in de Nederlandse literatuur en speelfilm (rapport, Stichting Historie der Techniek, Eindhoven 2000). |
H.A.M. van Asten, ‘De Spyker van de weg gereden. Trompenburg, een Nederlandse automobiel-industrie’ in Economisch- en sociaal-historisch jaarboek deel 33 (1971) 67-118. |
De automobiel in 's lands historie. 6-22 April 1903 ([Den Haag] [1904]). |
| |
| |
Jan Bank en Maarten van Buuren, 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur (Den Haag 2000). |
Hugh Barty-King, The AA. A history of the first 75 years of the Automobile Association, 1905-1980 (Basingstok 1980). |
Catherine Bertho-Lavenir, La roue et le stylo. Comment nous sommes devenus touristes (Parijs 1999). |
[A.R. Biermans e.a. (red.)], Het motorrijwiel in Nederland. Een merkenhistorie tot 1940 (Veteraan Motoren Club, [Wichmond] 1996). |
Ariejan Bos e.a. (red.), Het paardloze voertuig. De auto in Nederland een eeuw geleden (Deventer 1996). |
A. Bosch en W. van der Ham, Twee eeuwen Rijkswaterstaat, 1798-1998 (Zaltbommel 1998). |
Erik te Brake, Maarten Engels en Tim Jongbloed, Brandstof en smeermiddelen in Nederland in de twintigste eeuw (ongepubliceerd werkstuk, college Geschiedenis van de Techniek en Innovatiesystemen 2, Faculteit Technologie Management, Technische Universiteit Eindhoven 2001). |
Hans Buiter en Kees Volkers, Oudenrijn. Geschiedenis van een verkeersknooppunt (Utrecht 1996). |
Cyriel Buysse, Reizen van toen. Met de automobiel door Frankrijk (samengesteld en ingeleid door Luc van Doorslaer, Antwerpen 1992). |
H. van der Cammen en L.A. de Klerk, Ruimtelijke ordening. Van plannen komen plannen, de ontwikkelingsgang van de ruimtelijke ordening in Nederland (Utrecht 1993, 2e druk). |
J.S. Cramer, Het aantal personenauto's in Nederland (Amsterdam 1973). |
H.P.W. Dekkers, Historische belevenissen van een automobilist rond de eeuwwisseling (Baarn 1979). |
Gabriel Dupuy, La dépendance automobile. Symptômes, analyses, diagnostics, traitements (Parijs 1999). |
J.M. Fuchs, Die heerlijke auto's. De eerste halve eeuw autorijden in Nederland (Amsterdam 1970). |
J.M. Fuchs en W.J. Simons, De reizende mens. Openbaar vervoer in grootmoeders tijd (Amsterdam 1968). |
‘Gezinsbudget en de eigen auto’, Autokampioen 54, no. 37 (15 september 1962) 2368-2369. |
Ferry de Goey, Henri Deterding, Royal Dutch/Shell and the Dutch market for gasoline, 1902-1946 (ongepubliceerd manuscript, z.j.). |
J. van Groningen, ‘Een gefrustreerde pionier’, Tuf-Tuf 28, no. 3 (april 1983) 39-53. |
Willem van der Ham, Heersen en beheersen. Rijkswaterstaat in de twintigste eeuw (Zaltbommel 1999). |
Han Harsze, 75 jaar motorleven in Nederland (Den Haag [1979]). |
Barbara Haubner, Nervenkitzel und Freizeitvergnügen. Automobilismus in Deutschland, 1886-1914 (Göttingen 1998). |
Aaltje Hessels, Vakantie en vakantiebesteding sinds de eeuwwisseling. Een sociologische verkenning ten behoeve van de sociale en ruimtelijke planning in Nederland (Assen 1973). |
M.L. ten Horn-van Nispen, ‘Het Rijkswegenplan 1927. De aanpak van het verkeersvraagstuk in de jaren twintig’ in Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek deel 9 (1992) 185-208. |
Gerhard Horras, Die Entwicklung des deutschen Automobilmarktes bis 1914 (München 1982). |
J. Huizinga, Mijn eerste autorit (Leiderdorp 1992). |
Sicco de Jong, Geschiedenis eener Nederlandsche vereeniging. RAI 1893-1968 (Bussum 1968). |
S. de Jong, ‘Het toekomstige autobezit’ (1), R.A.I. 18 (15 oktober 1963) 351-352 en 366-367. |
Jaap Joppe, De auto in grootvaders tijd (Utrecht en Antwerpen 1961). |
Ronald Kline en Trevor Pinch, ‘Users as agents of technological change. The social construction of the automobile in the rural United States’, Technology and Culture 37, no. 4 (oktober 1996) 763-795. |
P. Kramer, Motor- en rijwielwet. Practisch toegelicht ten dienste der politie, automobilisten en wielrijders (Den Haag 1927, 4e druk). |
H.G. Labots, 25 jaar. Mr. A.F.H. Jansen en de BOVAG (Stichting VAM, Voorschoten 1964). |
Jan Lammerse, Autodesign in Nederland (Zwolle 1993). |
Dirk Maarten Ligtermoet, Beleid en planning in de wegenbouw. De relatie tussen beleidsvorming en planning in de geschiedenis van de aanleg en verbetering van rijkswegen (onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Hoofddirectie van de Waterstaat, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, [Den Haag] 1990). |
M.F.A. Linders-Rooijendijk, Gebaande wegen voor mobiliteit en vrijetijdsbesteding. De ANWB als vrijwillige associatie, 1883-1937 (Heeswijk 1989). |
M.F.A. Linders-Rooijendijk, Gebaande wegen voor mobiliteit en vrijetijdsbesteding. Deel 2: De ANWB van vereniging naar instituut, 1937-1983 (ANWB, Den Haag 1992). |
B. Evert Lugard (red.), Gedenkboek van het 25-jarig bestaan der Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club, 1898-3 Juli 1923 (Haarlem 1923). |
K. Martens, Debatteren over mobiliteit. Over de rationaliteit van het ruimtelijk mobiliteitsbeleid (proefschrift, Katholieke Universiteit Nijmegen 2000). |
Francis Miltoun, The automobilist abroad (Londen 1907). |
Gijs Mom, De auto. Van avonturenmachine naar gebruiksvoorwerp (Deventer 1997). |
Gijs Mom, Geschiedenis van de auto van morgen. Cultuur en techniek van de elektrische auto (Deventer 1997). |
G.M. [Gijs Mom], ‘Steinbuch toen en nu. Bijbel van de autotechniek’, De Auto 76 (februari 1986) 16-19. |
G.M. [Gijs Mom], ‘Verblindend licht: brandend probleem. Een koplamp met een knipoog’, De Auto 76 (juli 1986) 40-43. |
Gijs Mom en Vincent van der Vinne, ‘Geschiedenis van de elektrisch aangedreven auto: de eerste en de tweede generatie, 1881-1914’ in Gijs Mom en Vincent van der Vinne, De elektro-auto. Een paard van Troje? (Deventer 1995) 111-193. |
Wim Oude Weernink, Spyker. Een Nederlands fabrikaat (Stichting ‘Instituut Trompenburg’, Wassenaar 1998, 2e druk). |
Jan Cornelis van Ours, Gezinsconsumptie in Nederland, 1951-1980 (Meppel [1986]). |
H.J. Peppink, ‘'t Is niet eentonig langs den weg!’, Autokampioen 27, no. 10 (11 maart 1933) 435. |
J.H.E. Reeskamp, Reizen en pleisteren (Zaltbommel 1965). |
A.J.C. Rüter, De spoorwegstakingen van 1903. Een spiegel der arbeidersbeweging in Nederland (Sun reprint 6, Nijmegen z.j.; eerste druk Leiden 1935). |
Dick Schaap, Een eeuw wijzer, 1883-1983. 100 jaar Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB (Den Haag en Utrecht 1983). |
Kees Schuyt en Ed Taverne, 1950. Welvaart in zwart-wit (Den Haag 2000). |
[D.F. Toersen e.a. (red.)], De motorfiets in Nederland, 1895-1940. Een terugblik op de vroege motorrijders in Nederland (Veteraan Motoren Club, Rijswijk 1991). |
Universiteit van Amsterdam, Instituut voor Actuariaat en Econometrie, Het aantal personenauto's in Nederland. Bepalende factoren en mogelijkheden tot beïnvloeding (rapport, in opdracht van het Projectbureau Integrale Verkeers- en Vervoersstudies van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag 1973). |
J.P. Veening, Van één cilinder Darracq tot acht cilinder Horch (z.p., z.j.). |
F.C.A. Veraart, Geschiedenis van de fiets in Nederland, 1870-1940. Van sportmiddel naar massavervoermiddel (ongepubliceerd afstudeerverslag, Faculteit Wijsbegeerte en Maatschappijwetenschappen, Technische Universiteit Eindhoven 1995). |
Vincent van der Vinne, Automobielen in Nederland, 1896-1940.
Ondernemers, consumenten en overheid in een innovatieproces (doctoraalscriptie, Katholieke Universiteit Nijmegen z.j.). |
Vincent van der Vinne, Spyker, 1898-1926 (Amsterdam 1998). |
K.A. de Vries, ‘Een auto is een onmisbaar vervoermiddel bij het zoeken naar een parkeerplaats’. De personenauto in Nederland sinds 1945 (doctoraalscriptie, Erasmus Universiteit Rotterdam 1995). |
M. Wallast, Historisch overzicht van de Nederlandse automobielindustrie (Den Haag 1979). |
Reynold M. Wik, Henry Ford and grass-roots America ([Ann Arbor] 1972). |
| |
| |
[A. Zewuster], Auto's en koopkracht (Advertentiebedrijf N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam 1959 en 1960) 2 delen. |
[A. Zewuster], 100.000 auto's verkocht in 1960 (Advertentiebedrijf N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam 1961). |
[A. Zewuster], Een miljoen auto's in 1964 (Advertentiebedrijf N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam 1963). |
Transport/hoofdstuken 4 en 5
|
J.Ph. Backx, De haven van Rotterdam. Een onderzoek naar de oorzaken van haar economische beteekenis in vergelijking met die van Hamburg en Antwerpen (Rotterdam 1929). |
M.G. de Boer, De Holland-Amerika Lijn, 1873-1923 (Amsterdam 1923). |
Frank Broeze, Containerisation. The globalisation of liner shipping (Londen 2001). |
M. Buhle, Technische Hülfsmittel zur Beförderung und Lagerung von Sammelkörpern (Massengütern) (Berlijn 1901) deel 1. |
M. Callahan, The harbor barons. Political and commercial elites and the development of the port of Rotterdam (proefschrift, Princeton 1981). |
George Chernowitz, ‘The next step in unitized cargo’ in Progress in cargo handling. Deel 1: Papers read at the General Technical Conference of the International Cargo Handling Co-ordination Association, Naples, 1954 (Londen 1955). |
Ch.A. Cocheret, Het elevator-bedrijf in de Rotterdamsche haven, 1908-1933 (Rotterdam 1933). |
Brysson Cunningham, Cargo handling at ports (Londen 1923). |
Greta Devos en Hugo van Driel, ‘De regulering van de overslag in de havens van Antwerpen en Rotterdam van 1870 tot 1950’ in NEHA-jaarboek voor economische, bedrijfs- en techniekgeschiedenis deel 63 (2000). |
W. Drenth, ‘Lossen en laden van massa- en stukgoederen in de haven van Rotterdam’ (1), Polytechnisch Weekblad 22, no. 12 (22 maart 1928) 202-203. |
J.D. Dresselhuijs, ‘Inleiding tot het bezoek aan de steenkolen-transporteurs van de Steenkolen-Handelsvereeniging te Rotterdam op 22 October 1910’, De Ingenieur 26, no 4 (28 januari 1911) 195-199. |
H. van Driel, Samenwerking in haven en vervoer in het containertijdperk (Delft 1990). |
H. van Driel, De ontwikkeling van de vemen in Nederland, 1600-1967 (Rotterdam 1994). |
H. van Driel, ‘Arbeidsverhoudingen en sociaal beleid in de Rotterdamse haven’ in H. van Driel (red.), Ontwikkeling van bedrijfskundig denken en doen. Een Rotterdams perspectief (Delft 1993) 155-170. |
Hugo van Driel en Ferry de Goey, Rotterdam cargo handling technology, 1870-2000 (Zutphen 2000). |
F.M.M. de Goey, Ruimte voor industrie. Rotterdam en de vestiging van industrie in de haven (Delft en Rotterdam 1990). |
Georg von Hanffstengel, ‘Moderne Verladekrane, gebaut von Adolf Bleichert & Co. in Leipzig-Gohlis’, Zeitschrift des Vereines Deutscher Ingenieure 52, no. 44 (31 oktober 1908) 1755-1756. |
Loekie Hendriks, Dunlop en de technologische ontwikkeling in de haven van Rotterdam (Ouderkerk a/d IJssel 1973). |
J. Hofstede, ‘De scheepvaart van de toekomst. Beschouwing over een nieuwe wijze voor het laden, lossen en overschepen van stukgoederen, met een schets van de eventueele gevolgen voor Nederland’, Het Schip 13, no. 15 (17 juli 1931) 189-191. |
Tony Jansen, ‘“De wil der bazen regelt het werk”. Havenarbeiders rond 1900 in Rotterdam en Amsterdam’ in Jacques Giele [e.a.] (red.), Jaarboek voor de geschiedenis van socialisme en arbeidersbeweging in Nederland 1979 (1979) 25. |
Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam, Kamer van koophandel en fabrieken Rotterdam, 1803-1928. Gedenkboek (Rotterdam 1928). |
Chr. Klock, ‘Die Förderung von Körnergut im Luftstrom und ihre Bedeutung für die Schiffahrt’ in Jahrbuch der Schiffbautechnischen Gesellschaft vol. 19 (1918) 173-217. |
N.Th. Koomans, ‘De haven en haar outillage’ in J. Schraver (red.), Rotterdam de poort van Europa (Rotterdam en Antwerpen 1946) 157-158. |
P.Th. van de Laar, Veranderingen in het geschiedbeeld van de koopstad Rotterdam (oratie, Erasmus Universiteit Rotterdam 1998). |
P.Th. van de Laar, Stad van formaat. Geschiedenis van Rotterdam in de negentiende en twintigste eeuw (Zwolle 2000). |
Dick van Lente, ‘Machines and the order of the harbour. The debate about the introduction of grain unloaders in Rotterdam, 1905-1907’, International Review of Social History 43, no. 1 (1998) 79-110. |
J.G. Loohuis, Rotterdam als petroleumhaven in de negentiende eeuw (Rotterdam 1952). |
E. Meeldijk en E. Roelofsz (red.), De Boompjes (Schiedam 1979). |
H. Meyer, De stad en de haven. Stedenbouw als culturele opgave. Londen, Barcelona, New York, Rotterdam (Utrecht 1996). |
H.R. Mills, ‘Discharge of iron cargoes’ (3), Cargo Handling 3, no. 5 (september 1955) 115-118. |
‘Moderne kabelbanen en overlaadinrichtingen’ (4), Holdert's Polytechnisch Weekblad 1, no. 30 (14 augustus 1907) 233-237. |
Hein Mol, Memories van een havenarbeider (Nijmegen 1980). |
H. Moscoviter (red.), Op de groei gemaakt. Gerieflijkheden voor een welingerigte stad (Rotterdam 1996). |
Carl A.E. Müller, ‘Die Entwicklung der schwimmenden pneumatischen Getreideheber’ in Jahrbuch der Hafenbautechnischen Gesellschaft vol. 16, nr. 1937,163-182. |
J. Nieuwenhuis, Mensen maken een stad, 1855-1955 (Rotterdam 1955). |
Jan van den Noort, Pion of pionier. Rotterdam, gemeentelijke bedrijvigheid in de negentiende eeuw (Stichting PK, Rotterdam 1990). |
H.P.H. Nusteling, De Rijnvaart in het tijdperk van stoom en steenkool, 1831-1914 (Amsterdam 1974). |
Erik Nijhof, ‘Undeserving casuals. Rotterdam dockers and their unions, 1880-1965’ in Sam Davies e.a. (red.), Dock workers (Aldershot 2000) deel 1, 405-424. |
Bram Oosterwijk, Vlucht na victorie. Lodewijk Pincoffs, 1827-1911 (Rotterdam 1979). |
Jan Oudenaarden, Pakt aan! De Rotterdamse havenarbeider (Zwolle 1996). |
René de la Pedraja, A historical dictionary of the U.S. merchant marine and shipping industry (Westport 1994). |
Petrus Serton, Rotterdam als haven voor massale goederen (Nijmegen 1919). |
Z.W. Sneller, Geschiedenis van den steenkolenhandel van Rotterdam (Groningen 1946). |
L.P. de Stoppelaar (Hoogovens), ‘Müller-Hanna's overslag- en opslagbedrijf “Botlek”’, De Ingenieur 71, no. 15 (10 april 1959) W 79. |
D. Uyttenboogaart, ‘Het graantransportbedrijf’ in E.O.H.M. Ruempol (red.), 1328-1928. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het 600-jarig bestaan van de stad Rotterdam (Rotterdam 1928) 277-297. |
Jac. Verheij, Wetten voor weg en water, 1923-1998. Het experiment van de Wet Autovervoer Goederen en de Wet Goederenvervoer Binnenscheepvaart en de jaren erna (Delft 2001). |
A. Voogd, De graanelevators en de gisting in het havenbedrijf te Rotterdam (Rotterdam 1907). |
J.E. de Vries, Hijschwerktuigen (Haarlem 1947, 4e druk) deel 2. |
G.E. van Walsum (red.), Rotterdam/Europoort 1943-1970 (Rotterdam 1972). |
Dieter Wilhelm, Das Rheinisch-Westfälische Kohlensyndikat und die Oberschlesische Kohlenkonvention bis zum Jahre 1933 (Erlangen 1966). |
Hans Jürgen Witthöff, Container. Eine Kiste macht Revolution (Hamburg 2000). |
Oskar Wundram, Mechanische Hafenausrüstungen insbesondere für den Umschlag (Berlijn 1939). |
H.A. van IJsselsteyn, Haven van Rotterdam (Rotterdam 1908, 3e druk). |
George Frederick Zimmer, The mechanical handling of material (Londen 1905). |
George Frederick Zimmer, The mechanical handling and storing of material (Londen 1916). |
| |
| |
Transport/hoofdstuk 6
|
Janet R. Bednarek, America's airports. Airfield development, 1918-1947 (College Station 2001). |
Steven Bode en Jeremy Millar (red.), The most important new buildings of the twentieth century: airports (Londen 1997). |
L. Boogerd, Van Heemskerk en U.F.M. Dellaert (red.), Plan voor uitbreiding van de Luchthaven Schiphol (Gemeente Amsterdam, Dienst der Havens en Handelsinrichtingen en Dienst der Publieke Werken, Amsterdam [1949]). |
Koos Bosma, ‘European airports, 1945-1995. Typology, psychology, and infrastructure’ in John Zukowsky (red.), Building for air travel. Architecture and design for commercial aviation (München en New York 1996) 51-66. |
K. Bosma en M. Vos, ‘Een Amsterdamse snelweg door de lucht. De hoofdstad van Nederland en de nationale luchthaven, 1919-1999’, Historisch Tijdschrift Holland 32, no. 3-4 (2000) 183-205. |
A.M.C.M. Bouwens en M.L.J. Dierikx, Op de drempel van de lucht. Tachtig jaar Schiphol (Den Haag 1996). |
U.F.M. Dellaert, Grondslagen voor de ontwikkeling van de Luchthaven Schiphol (rapport uitgebracht door de Commissie ter Bestudering van de Uitbreiding van de Luchthaven Schiphol, Amsterdam 1955). |
Marc Dierikx, Bevlogen jaren. Nederlandse burgerluchtvaart tussen de wereldoorlogen (Houten 1986). |
Marc Dierikx, Blauw in de lucht. Koninklijke Luchtvaart Maatschappij, 1919-1999 (Den Haag 1999). |
Marc Dierikx, ‘The noise barrier. Aircraft technology, airport planning, and the general public’ in Proceedings of the National Aviation Conference (Dayton 1999) 355-363. |
Marc Dierikx en Bram Bouwens, Building castles of the air. Schiphol Amsterdam and the development of airport infrastructure in Europe (Den Haag 1997). |
M.L.J. Dierikx en J.W. Schot, Technische ontwikkeling van Schiphol, 1916-1970 (Stichting Historie der Techniek, Eindhoven 1998). |
Deborah G. Douglas, The invention of airports. A political, economic and technological history of airports in the United States, 1919-1939 (ongepubliceerd proefschrift, University of Pennsylvania 1996). |
W.M. Leary, From airships to airbus. The history of civil and commercial aviation. Deel 1: Infrastructure and environment (Washington, DC 1995). |
René de Leeuw, Schiphol. Luchtvaartstad (Haarlem 1982). |
H.G. de Maar, De uitbreiding van Schiphol. Hoe de komst van het straalvliegtuig invloed heeft gehad op het bestuur (Deventer 1976). |
G. Mom e.a., ‘Schiphol. Haven, station, knooppunt sinds 1916’, Spiegel Historiael 35, no. 7-8 (juli-augustus 2000; themanummer over de geschiedenis van de luchtvaart). |
A.A. de Roode, Luchtverkeersbeveiliging. Geschiedenis van de luchtverkeersbeveiliging in Nederland, 1910-heden (Houten 1988). |
Kees Schuyt en Ed Taverne, 1950. Welvaart in zwart-wit (Den Haag 2000). |
A. Vlot, Aviobrug tussen luchthaven en luchtvaartmaatschappij. De ontwikkeling van de Aviobruggen voor Schiphol, 1958-1971 (Delft 2001). |
Sytze van der Zee, Vergeten legende. Frits Koolhoven, 1886-1946 (Amsterdam 2001). |
| |
Communicatie
A. Abramson, ‘The Invention of television’ in Smith, Television, 13-34. |
H.G.J. Aitken, Syntony and spark. The origins of the radio (New York 1976). |
H.G.J. Aitken, The continuous wave. Technology and American radio, 1900-1932 (Princeton 1985). |
L. Akkermans, ‘Jan Castelijns (1907-1977). Hoofd van een nieuw medium in een oud bestel’ in Jaarboek mediageschiedenis deel 6 (1995) 54-67. |
L. Akkermans, ‘Amerikaanse toestanden. De eerste slag in de strijd om commerciële televisie’, Tijdschrift voor Mediageschiedenis 1, no. 0 (1998) 93-101. |
Hendrik Algra, Cornelis Rijnsdorp en Ben van Kaam, Vrij en gebonden. 50 jaar NCRV (Baarn 1974). |
P.D.C. Anker, Mobiele communicatie (Alphen a/d Rijn 1995). |
A.F. Antonier, M. Erbe en R. Handy, Made in Japan. Transistor radios of the 1950s and 1960s (Vancouver en San Francisco 1993). |
R. Antonisse en B. Jansen, Zeeland uit de krant. 225 jaar PZC (Provinciaal Zeeuwse Courant, Middelburg 1983). |
D.T. Armstrong, ‘Miniature transistor hearing aid’, Radio-Electronics vol. 25 (december 1953) 40-41. |
J.C. Arnbak, J.J. van Cuilenburg en E.J. Dommering, Verbinding en ontvlechting in de communicatie. Een studie naar toekomstig overheidsbeleid voor de openbare elektronische informatievoorziening (Amsterdam 1990). |
S.H. Aronson, ‘Bell's electrical toy. What's the use?’ in De Sola Pool, The social impact of the telephone, 15-39. |
W.B. Arthur, ‘Self-reinforcing mechanisms in economics’ in Ph.W. Anderson, K.J. Arrow en D. Pines (red.), The economy as an evolving complex system. The proceedings of the evolutionary paths of the global economy workshop, held september 1987 in Santa Fe, New Mexico (Redwood City 1988) 9-31. |
E.P. Asselberghs, ‘De ontwikkeling van den telefonie ten plattelande’, PTT Nieuws 1 (1931-1932) 136-140. |
H. Avôt, Kijk op Sony (Amsterdam 1986). |
N. Baken en T. Otaredian, ‘Glas in het Nederlandse aansluitnet’, Studieblad PTT Telecom 47, no. 12 (december 1992) 699-713. |
W.J. Baker, A history of the Marconi Company (Londen 1970). |
P.J.P. Ballon, S.G.E. de Munck en M.A. Poel, The Dutch telecommunications market 2000. A strategic and empirical analysis (TNO, Delft 2001). |
J. Bank, ‘Televisie verenigt en verdeelt Nederland’ in Wijfjes, Omroep in Nederland, 76-101. |
Jo Bardoel, ‘Horen en zien vergaan. De media van de jaren tachtig’ in Bardoel en Bierhoff, Media in Nederland, 207-235. |
Jo Bardoel, ‘“Om Hilversum valt geen hek te plaatsen”. De moeizame modernisering van de Nederlandse omroep’ in Wijfjes, Omroep in Nederland, 339-371. |
Jo Bardoel en Jan Bierhoff (red.), Media in Nederland. Deel 1: Omroep, film, nieuwe media, reclame (Amsterdam 1982, 2e druk). |
C.A. Bartlett en S. Ghoshal, ‘Managing innovation in the transnational corporation’ in C.A. Barlett, Y.L. Doz en G. Hedlund (red.), Managing the global firm (Londen 1990) 215-255. |
G. Bassalla, Geschiedenis van de technologie (Utrecht 1993). |
H. Baudet, Een vertrouwde wereld. 100 jaar innovatie in Nederland (Amsterdam 1986). |
T. Beckers en H. Mommaas (red.), Het vraagstuk van den vrijen tijd. 60 jaar onderzoek naar vrijetijd (Leiden en Antwerpen 1991). |
G. Beer, ‘“Wireless”. Popular physics, radio and modernism’ in F. Spufford en J. Uglow (red.), Cultural Babbage. Technology, time and invention (Londen en Boston 1996) 149-166. |
R.N.A. Bekkers, The development of European mobile telecommunications standards. An assessment of the succes of GSM, TETRA, ERMES and UMTS (proefschrift, Technische Universiteit Eindhoven, 2001). |
Rudi Bekkers en Jan Smits, Mobiele telecommunicatie in Nederland en België. Regulering, standaarden en toepassingen (Deventer 1995). |
Guus Bekooy, Philips honderd. Een industriële onderneming, 1891-1991 (Zaltbommel 1991). |
| |
| |
R. Berends, ‘Een staatscommissie en een luchtbel. De Televisieraad en de sociaal-culturele aspecten van een nieuw massamedium, 1951-1953’ in Jaarboek mediageschiedenis deel 2 (1990) 135-155. |
S. Bergman, V. Frissen en P. Slaa, ‘Gebruik en betekenis van de telefoon in het leven van alledag’ in Rathenau Instituut (red.), Toeval of noodzaak? Geschiedenis van de overheidsbemoeienis met de informatievoorziening (Amsterdam 1995) 277-325. |
E. Bergvelt, ‘De Beurs van Amsterdam’, Ons Amsterdam 27, no. 1 (1975) 10-17. |
M. Berman, All that is solid melts into air. The experience of modernity (New York 1981). |
J.E. Berndsen, J. de Haan en G.H. Huisman, Amsterdam (Ex)changes.
Theorie en praktijk van de Amsterdamse effectenbeurs (Groningen 1998). |
H. Beunders, ‘Media en sociaal-culturele verandering. Televisie als voorbeeld’ in Henk Kleijer, Ad Knotter en Freek van Vree (red.), Tekens en teksten. Cultuur, communicatie en maatschappelijke veranderingen vanaf de laten middeleeuwen (Amsterdam 1992) 223-234. |
H. Beunders, ‘Nieuws, actualiteiten en informatie op televisie’ in Wijfjes, Omroep in Nederland, 139-175. |
K. Beyrer, ‘Hertz und die Anfänge der Funkentelegrafie’ in Archiv für deutsche Postgeschichte deel 2 (1988) 155-168. |
I.J. Blanken, Geschiedenis van Philips Electronics N.V. Deel 3:
De ontwikkeling van de N.V. Philips' gloeilampenfabrieken tot elektrotechnisch concern (Leiden 1992). |
I.J. Blanken, Geschiedenis van Philips Electronics N.V. Deel 4: Onder Duits beheer (Zaltbommel 1997). |
W. Boddy, ‘The beginnings of American television’ in Smith, Television, 35-61. |
P.A. de Boer, à Steringa Idzerda. De pionier van de radio-omroep (Bussum 1969). |
R. de Boer, ‘De telegraaf’, Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap deel 50 (1933) 618-645. |
T. de Boer en P.J. Reinders, Schip en affiche. Honderd jaar rederijreclame in Nederland (Utrecht 1987). |
E. Boers, ‘Philips en de radiodistributie, 1920-1940. Een marketing-dilemma’ in Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek deel 6 (1989) 210-233. |
‘Dr. A.D. Bonet: Nederlandse jeugd zal in het jaar 2000 vier- à vijf miljard besteden’, Revue der Reclame 5, no. 17 (1967) 607. |
E. van den Boogaart, ‘Catalogi van warenhuizen en postorderbedrijven’ in H.C. van Stokkum, J.J. Jongsma en J.C. Mijnarends (red.), Geordend en gedrukt. Vier eeuwen Nederlandse handelscatalogi (Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen, Amsterdam 1985) 86-101. |
F.H. Bool en G.J. de Rook (red.), Het Leven, 1906-1941. Een weekblad in beeld (Haags Gemeentemuseum, [Den Haag] 1981). |
H.J. Borgerhoff van den Bergh e.a. (red.), De wonderen der techniek ([Amsterdam] 1906-1910) deel 3. |
E. Borsboom, ‘De reddingsbrigade’, GBG-Nieuws no. 32 (voorjaar 1995) 56-61. |
J. Boumans en H. Bouwman, ‘De cartografie van de multimediasector’ in Bouwman en Hulsink, Silicon Valley in de polder, 187-204. |
Harry Bouwman en Wim Hulsink, Silicon Valley in de polder. ICT-clusters in de Lage Landen (Utrecht 2000). |
S. Bowden en A. Offer, ‘The technological revolution that never was. Gender, class, and the diffusion of household appliances in interwar England’ in V. de Grazia en E. Furlough (red.), Sex of things. Gender and consumption in historical perspective (Berkeley 1996) 244-274. |
E. Braun en S. Macdonald, Revolution in miniature. The history and impact of semiconductor electronics (New York 1978). |
R. Briel en S. Rakels (red.), De stemmen van de Noordzee (Hilversum 1994). |
E.A.B.J. ten Brink en C.W.L. Schell, Geschiedenis van de Rijkstelegraaf, 1852-1952 (PTT, Den Haag 1954). |
G. van den Brink, Hoge eisen, ware liefde. De opkomst van een nieuw gezinsideaal in Nederland (Utrecht 1997). |
J. Brooks, ‘The first and only century of telephone literature’ in De Sola Pool, The social impact of the telephone, 208-224. |
R.V. Bruce, Alexander Graham Bell and the conquest of solitude (Boston en Toronto 1973). |
A.A. de Bruin, Het ontstaan van de schoolstrijd. Onderzoek naar de wortels van de schoolstrijd in de Noordelijke Nederlanden gedurende de eerste helft van de 19de eeuw. Een cultuurhistorische studie ([Barneveld] 1985). |
N. Buwalda, ‘Television or no television? That's the question.’ Een analyse van de Televisieraad (1951-1953) en de rol die zij heeft gespeeld in de besluitvorming rond televisie en televisiebestel (doctoraalscriptie, Erasmus Universiteit Rotterdam 1995). |
W.B. Carlson en M.E. Gorman, ‘Thinking and doing at Menlo Park. Edison's development of the telephone, 1876-1878’ in Pretzer, Working at inventing, 84-99. |
Jacques Caspers, Zonder Antenne. Radiodistributie, draadomroep, kabeltelevisie (Stichting Het Nederlandse PTT Museum, Den Haag 1992). |
J. Caspers, ‘Mobiele communicatie in historisch perspectief. De wereld van vóór de handhelds’, Informatie & Informatiebeleid 14, no. 1 (1996) 69-76. |
Manuel Castells, The information age. Economy, society and culture (Cambridge, Mass. 1996-1998) 3 delen. |
Catalogus uitgegeven ter gelegenheid van de officiële opening van E55 op 18 mei 1955 (z.p., z.j.). |
CBS, Huishoudrekeningen van 598 gezinnen uit verschillende deelen van Nederland over de perioden 29 juni 1935 t/m 26 juni 1936 en 28 september 1935 t/m 25 september 1936 (Den Haag 1937-1938) 2 delen. |
CBS, Radio en vrije-tijdsbesteding (Utrecht 1954). |
CBS, Radio, televisie en vrije-tijdsbesteding herfst 1960 (Zeist 1962). |
Centrale voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek, Radio en televisie in het weekend. Een probleemstellende analyse ten behoeve van een beschrijvend onderzoek naar de betekenis van radio en televisie, met name in het weekend (Den Haag [1964]). |
J. Chambers, Pocket telecommunications. The essentials of telecommunications from A to Z (Londen en New York 1995). |
R. Chapman, Selling the sixties. The pirates and pop music radio (Londen 1992). |
L. Charney en V.R. Schwartz (red.), Cinema and the invention of modern life (Berkeley, Los Angeles en Londen 1995). |
M. Christianen en A. Maatjens, Muziek in detail. De geschiedenis van de platenhandel in Nederland (Ilpendam 1997). |
H.J. Claasen, De herziening der rijkstelefoontarieven (Hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafie, Den Haag 1929). |
G. Claisse, ‘Telefon, Kommunikation und Gesellschaft. Daten gegen Mythen’ in Lange, Telefon und Gesellschaft, 255-282. |
E. Cleven, ‘Reclame zint op middelen. De rol van het beeld in de reclame van de jaren vijftig’ in Jaarboek mediageschiedenis deel 7 (1995) 177-212. |
V.T. Coates, ‘Technology and US stock markets. Social and institutional change’, Technological Forecasting and Social Change 41 (1992) 1-12. |
A.E.R. Collette, Wet van den 11 Januari 1904 (Stbl. No. 7) betreffende aanleg, exploitatie en gebruik van telegrafen en telefonen. Met algemeene toelichting en aanteekeningen (Den Haag 1905). |
Commissie Externe Deskundigen (Commissie Ververs), Terug naar het publiek. Rapport van de Commissie Publieke Omroep (Commissie Publieke Omroep, Den Haag 1996). |
Commissie Steenbergen, Signalen voor straks. Een nieuwe richting voor de PTT (z.p. 1985). |
J. Corver, Het draadloos ontvangstation voor den amateur (Den Haag 1915). |
J. Corver, Radio-zenders en -ontvangers. De ontwikkeling van de radiotechniek (Amsterdam 1944). |
D. Crowley en P. Heyer (red.), Communication in history. Technology, culture, society (New York 1995). |
| |
| |
Antonie Dake (red.), De kabel. Kafka in de polder (ter gelegenheid van 25 jaar DeltaKabel Telecom C.V., Amsterdam 1999). |
Mila Davids, De weg naar zelfstandigheid. De voorgeschiedenis van de verzelfstandiging van de PTT in 1989 (Hilversum 1999). |
A. Dek, H.K.P. Manders en C. de Vries, ‘Een kapitale zaak. De financieel-economische ontwikkeling van het telefoniebedrijf’ in Schuilenga, Tours en Visser, Honderd jaar telefoon, 225-240. |
Karel Dibbets en Frank van der Maden (red.), Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940 (Weesp 1986). |
A.W. Dierx, W. Griese en G.C. Stelloo, Geschiedenis van de telefoondienst in de stad Rotterdam, 1882-1950 (PTT Telecommunicatie, Rotterdam 1981). |
D.J. van Dissel, ‘De beurzen van Amsterdam’, Ons Amsterdam 9, no. 1 (1957) 10-17. |
W. Dolfsma, Valuing pop music. Institutions, values, and economics (Delft 1999). |
A. Dominicus van der Berg, Het nieuwe handboek der radio-techniek (Amsterdam en Soerabaja 1933, [tweede druk]). |
H.S. Dordick, ‘The social uses of the telephone. An U.S. perspective’ in Lange, Telefon und Gesellschaft, 221-238. |
S.J. Douglas, Inventing American broadcasting, 1899-1922 (Baltimore 1987). |
O.E. Dunlapp, Marconi. The man and his wireless (New York 1937). |
J. van Dijck, ‘Met z'n allen weer een beetje indikken’, NRC Handelsblad (27 september 2001; themabijlage 50 jaar televisie in Nederland). |
Liset van Dijk, Jos de Haan en Susanne Rijken, Digitalisering van de leefwereld. Een onderzoek naar informatie- en communicatietechnologie en sociale ongelijkheid (SCP, Den Haag 2000). |
M. van Elteren, ‘Radio in het televisietijdperk’ in Wijfjes, Omroep in Nederland, 104-137. |
J. van den Ende, ‘De computerrevolutie’ in J.W. Schot e.a. (red.), Techniek in Nederland in de twintigste eeuw (Zutphen 1998) deel I, 341-348. |
J. van den Ende, W. Ravesteijn en D. de Wit, ‘Waarom geen Nipkowschijf in elke huiskamer? De sociale constructie van televisie’ in Jaarboek mediageschiedenis deel 5 (1993) 131-161. |
E.W. van Faassen, Drukwerk voor PTT. Typografie en vormgeving voor een staatsbedrijf in de jaren twintig en dertig (Den Haag 1988). |
M.D. Fagen (red.), A history of engineering and science in the Bell System. Deel 1: The early years (1875-1925) (Bell Telephone Laboratories, Murray Hill 1975). |
A. Fickers, Der ‘Transistor’ als technischen und kulturelles Phänomen. Die Transistorisierung der Radio- und Fernsehempfänger in der deutschen Rundfunkindustrie 1955 bis 1965 (Bassum 1998). |
C.S. Fischer, America calling. A social history of the telephone to 1940 (Berkeley, Los Angeles en Oxford 1992). |
D.E. Fischer en M.J. Fischer, Tube. The invention of television (Washington 1996). |
Patrice Flichy, Tele. Geschichte der modernen Kommunikation (Frankfurt 1994). |
J. Foreman-Peck, ‘International technology transfer in telephony, 1876-1914’ in J.D. Jeremy (red.), International technology transfer. Europe, Japan, and the USA, 1700-1914 (Aldershot 1991) 122-152. |
L. Fournier, ‘Le problème de la télévision est théoriquement résolu’,
La Science et la Vie 25, no. 79 (januari 1924) 3-9. |
V. Frissen, ‘Gender is calling. Some reflections on past, present and future uses of the telephone’ in K. Grint en R. Gill (red.), The gender-technology relation. Contemporary theory and research (Londen en Bristol 1995) 79-94. |
V. Frissen en P. Slaa, ‘De telefoon heeft zijn onschuld verloren’, Studieblad PTT Telecom 50, no. 12 (december 1995) 834-856. |
S. Frith, Sound effects. Youth, leisure, and the politics of rock ‘n’ roll (New York 1981). |
K. Gaillard, ‘De ideale woning op papier’ in Jaap Huisman e.a., Honderd jaar wonen in Nederland. 1900-2000 (Rotterdam 2000) 111-171. |
R.W. Garnet, The telephone enterprise. The evolution of the Bell System's horizontal structure, 1876-1909 (Baltimore 1985). |
Paul du Gay e.a., Doing cultural studies. The story of the Sony Walkman (Londen 1997). |
H. van Gelder en H. Carvalho, Gouden tijden. 50 jaar Nederlandse popbladen (Amsterdam 1994). |
James Gillies en Robert Cailliau, How the Web was born. The story of the World Wide Web (Oxford 2000). |
J. van Ginneken, De uitvinding van het publiek. De opkomst van het opinieen marktonderzoek in Nederland (Amsterdam 1993). |
P.J.M. de Goede, Omroepbeleid met en tegen de tijd. Interacties en instituties in het Nederlandse omroepbestel, 1919-1999 (Amsterdam 1999). |
H. Gold, ‘“Gestörte Verbindung - guter Draht”. Vom Einzug des Telefons in die Literatur’ in J. Becker (red.), Telefonieren (Marburg 1989) 105-112. |
A.C. de Gooyer (red.), Het beeld der vad'ren. Een documentaire over het leven van het protestants-christelijke volksdeel in de twintiger en dertiger jaren (Utrecht 1964). |
W.J. de Gooijer, Beheersing van technologische vernieuwing. Een beschouwing over de beheersingsmogelijkheden van technologische innovaties met de invoering van televisie als voorbeeld van beleidsvorming (Alphen a/d Rijn 1976). |
M.E. Gorman en W.B. Carlson, ‘Interpreting invention as a cognitive process. The case of Alexander Graham Bell, Thomas Edison, and the telephone’, Science, Technology & Human Values 15, no. 2 (voorjaar 1990) 131-164. |
M.E. Gorman e.a., ‘Alexander Graham Bell, Elisha Gray and the speaking telegraph’ in G. Hollister-Short en F.A.J.L. James (red.), History of Technology vol. 15 (1993) 1-56. |
P. Gros, Grijsboek televisie. Van commerciële televisie tot commercieel bestel (Amsterdam 1966). |
H.W. Günst, ‘Tikker op de Amsterdamse Effectenbeurs’ (1) in H.W. Günst, Trommelpapier. 115 jaar Vereniging voor de Effectenhandel (Amsterdam 1991) 61-62. |
A. Haakman, ‘De toekomst van honderd jaar geleden’, Skrien no. 199 (december 1994-januari 1995) 51-53. |
P. Hall, Cities in civilization (New York 1998). |
A.F. Harlow, Old wires and new waves. The history of the telegraph, telephone and wireless (New York en Londen 1936). |
H. Hegeman, ‘Fotografie en film in 1913’ in J. de Vries (red.), Nederland 1913. Een reconstructie van het culturele leven (Amsterdam 1988) 102-111. |
Joan Hemels, De krant in bedrijf. 75 jaar samenwerking en samenleving (Baarn 1983). |
J.M.H.J. Hemels en R. Vegt, Het geïllustreerde tijdschrift in Nederland. Bron van kennis en vermaak, lust voor het oog. Bibliografie. Deel 2: Banden A en B 1945-1995 (Amsterdam 1997). |
D. van Hemert, ‘De automatisering van de telefoon in Nederland gedurende het tijdvak 1927-1940’, Het PTT-Bedrijf deel 11, no. 3/4 (mei 1962) 100-121. |
H.A. Hendriks, ‘De ontwikkeling van de verbindingswegen in het Nederlandse telefoonnet’, Het PTT-bedrijf deel 11, no. 3/4 (mei 1962) 160-186. |
A. Heringa, Electrisch wereldverkeer. Economische beschouwingen over telegrafie en telefonie (Haarlem 1914). |
J.A. Hes, In de ban van het beeld. Een filmsociologisch-godsdienstsociologische verkenning (Assen 1972). |
M. van den Heuvel, ‘Jeugd tussen traditie en moderniteit. Transformaties van naoorlogse jeugdcultuur en het beheer over de jeugd’ in P. Luykx en P. Slot, Een stille revolutie? Cultuur en mentaliteit in de lange jaren vijftig (Hilversum 1997) 171-189. |
C. Ho, K. Li en I.N. van Dijk, Strategische ontwikkelingen in de kabelbranche. Een onderzoek naar concurrentiekracht en toekomstmogelijkheden van de kabelbranche (scriptie projectvak ‘Strategische ontwikkelingen in de ICT-sector’, faculteit Bedrijfskunde, coördinator O. de Wit, Erasmus Universiteit Rotterdam 1999). |
L. Hoddeson, ‘Innovation and basic research in the industrial laboratory.
|
| |
| |
The repeater, transistor and Bell Telephone System’ in A. Sarlemijn en P. Kroes (red.), Between science and technology. Proceedings of the International Conference Between Science and Technology. Eindhoven University of Technology, The Netherlands, 29-30 June, 1989 ( Amsterdam, Oxford, New York en Tokyo 1990) 181-214. |
G. Hogesteeger, Concentratie en centralisatie bij de openbare telefonie in Nederland, 1881-1940 (PTT, Den Haag 1984). |
G. Hogesteeger, Van lopende bode tot telematica (PTT Nederland, Groningen 1989). |
G. Hogesteeger, 200 jaar Post in Nederland ([PTT Post], [Hoofddorp] 1998). |
G. Hogesteeger, ‘De introductie van het fenomeen telefoon in Nederland’, Het PTT-Bedrijf deel 20, no. 3 (augustus 1976) 177-190. |
G. Hogesteeger, ‘De penetratie van het fenomeen telefoon in Nederland’, Tijdschrift van het Nederlands Electronica- en Radiogenootschap deel 52, no. 1 (1987) 9-14. |
G. Hogesteeger, ‘“Een pecuniaire quaestie”. De PTT en de pogingen tot naasting van de lokale telefoonnetten in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam in de jaren dertig’ in C.A. Davids, W. Fritschy en L.A. van der Valk (red.), Kapitaal, ondernemerschap en beleid. Studies over economie en politiek in Nederland, Europa en Azië van 1500 tot heden (NEHA, Amsterdam 1996) 363-382. |
G. Hogesteeger en R.A. Korving, Bellen voor de vrijheid. Illegale telefoonverbindingen in de Tweede Wereldoorlog (Stichting Het Nederlandse PTT Museum, Den Haag 1990). |
G. Hogesteeger en R.A. Korving, De juffrouw van de telefoon (Den Haag 1993). |
G. Hogesteeger, R.A. Korving en M. Ramier, De kloune in de toeze. Meer dan 100 jaar telefonie in de stad Groningen (PTT Telecom, district Groningen, Groningen 1994). |
G. Hogesteeger en T. Hoogenboom, ‘Muziek via een draadje. De geschiedenis van de radiodistributie in Nederland’, Studieblad PTT Telecom 47, no. 12 (december 1992) 653-680. |
Bart van den Hooff, Incorporating electronic mail. Adoption, use and effects of electronic mail in organizations (Amsterdam 1997). |
J.G.N. de Hoop Scheffer, ‘Amsterdamse effectenbeurs een halve eeuw in eigen gebouw’, Ons Amsterdam 16, no. 2 (1964) 34-39. |
P.J. Hooijmans, ‘Onderzoek. Zestig jaar speur- en ontwikkelingswerk’ in Schuilenga, Tours en Visser, Honderd jaar telefoon, 97-108. |
B. van der Horst, Jongens transistorboek (Haarlem z.j.). |
D.A. Hounshell, ‘Elisha Gray and the telephone. On the disadvantages of being an expert’, Technology and Culture 16 (april 1975) 133-161. |
Willem Hulsink, Do nations matter in a globalising industry? The restructuring of telecommunications governance regimes in France, the Netherlands and the United Kingdom, 1980-1994 (Delft 1996). |
M. Huygens, Coevolution of capabilities and competition. A study of the music industry ([Rotterdam] 1999). |
‘Iedereen z'n radio thuis! Hoe maken we met de meest-eenvoudige hulpmiddelen ons eigen draadloos telefoonstation?’ (1-7), Het Leven 17 (2 oktober 1922-20 november 1922). |
A.W. de Iongh, Gedenkboek, 1876-1926 (Vereeniging voor den Effectenhandel te Amsterdam, Amsterdam 1926). |
P. Israël, ‘Telegraphy and Edison's invention factory’ in Pretzer, Working at inventing, 66-83. |
‘75 jaar telefoon in Amsterdam’, overdruk uit Ons Amsterdam 8, no. 11 (november 1956). |
J.H. Jansen, Transistorontvangers en -versterkers zelf bouwen (z.p. 1969). |
L. Jentjens, Van strijdorgaan tot familieblad. De tijdschriftjournalistiek van de Katholieke Illustratie, 1867-1968 (Amsterdam 1995). |
O. Jentsch, Telegraphie und Telephonie ohne Draht (Berlijn 1904). |
C. de Jong, Oriëntatie in het onderzoeksterrein van de elektronische informatievoorziening (ongepubliceerd onderzoeksrapport, mei 1995). |
C. de Jong en J.D. Tours, ‘Lijnen trekken. De ontwikkeling van de telefoontransmissie’ in Schuilenga, Tours en Visser, Honderd jaar telefoon, 129-160. |
J. Jonker, ‘De bakermat van het moderne bankwezen. De Nederlandse geldhandel tussen de Franse tijd en de eerste handelsbanken, 1813-1870’ in Johan de Vries, Wim Vroom en Ton de Graaf (red.), Wereldwijd bankieren. ABN AMRO 1824-1999 (ABN AMRO Bank N.V., Amsterdam 1999) 49-94. |
J. Jonker en K. Sluyterman, Thuis op de wereldmarkt. Nederlandse handelshuizen door de eeuwen heen (Den Haag 2000). |
Peter Jurg en Erik Zegwaart, Het internet als digitale snelweg. De realiteit (Amsterdam 1995). |
Arno Kantelberg, Telefoonboek. De mens en zijn mobiele telefoon (Amsterdam 1999). |
M.K. Katz en C. Shapiro, ‘Network externalities, competition, and compatibility’, The American Economic Review vol. 75, no. 75 (1985) 424-440. |
S. Keller, ‘The telephone in new (and old) communities’ in De Sola Pool, The social impact of the telephone, 281-297. |
M.J. Kelly, ‘The first five years of the transistor’, Bell Telephone Magazine vol. 32 (zomer 1953) 73-86. |
G.-J. Kemme, ‘Kleine historie van de kabel, telecommunicatie en media, 1970-2000’ in Dake, De kabel, 17-45. |
S. Kern, The culture of time and space, 1880-1918 (Cambridge, Mass. 1983). |
H.I. Keus, ‘Heemaf in verband met den huidigen economischen toestand’, De Ingenieur 49, no. 40 (5 oktober 1934) E 127-134. |
Pieter de Klein en Ingrid Vos, M-business. Ondernemen op mobiel internet met WAP en verder (Den Bosch 2000). |
S. Klepper en K.L. Simons. ‘Technological extinctions of industrial firms. An inquiry into their nature and causes’, Industrial and Corporate Change vol. 6, no. 6 (1997) 415-430. |
H. Kleijer en G. Tillekens, ‘Afgestemd op gezelligheid. De trage aanpassing van de radio aan de jeugdcultuur in de jaren vijftig’ in P. Luykx en P. Slot (red.), Een stille revolutie? Cultuur en mentaliteit in de lange jaren vijftig (Hilversum 1997) 191-210. |
C.J. Kleijwegt e.a. (red.), De maatschappij verandert, PTT verandert mee: 1 januari 1989 (KPN, Den Haag 1989). |
G.A. van der Knaap, A spatial analysis of the evolution of an urban system. The case ofthe Netherlands (Utrecht [1978]). |
P.G. Knibbe, Telefoonverkeer en telefoonbeleid in Nederland (Leiden [1931]). |
H. Knippenberg en B. de Pater, De eenwording van Nederland.
Schaalvergroting en integratie sinds 1800 (Nijmegen 1988). |
H. Knot, Herinneringen aan Radio Veronica, 1959-1964 (z.p. 1995). |
H. Knot en A. Weltens, ‘De invloed van de radio op de popmuziek’, Aether 13, no. 48 (1998) 18-20. |
W.P. Knulst, Van vaudeville tot video. Een empirisch-theoretische studie naar verschuivingen in het uitgaan en het gebruik van media sinds de jaren vijftig (Rijswijk 1989). |
Wim Knulst, ‘Omroep en publiek’ in Wijfjes, Omroep in Nederland, 300-337. |
Wim Knuist en Mattijs Kalmijn, Van woord naar beeld? Onderzoek naar de verschuivingen in de tijdsbesteding aan de media in de periode 1975-1985 (SCP, Rijswijk 1988). |
S. Kolthoff, Rationalisatie van reclame door kwalitatief marktonderzoek (Nederlands Instituut voor Efficiency, Purmerend [1938]). |
R.A. Korving, ‘Beeld via een draadje. De ontwikkeling van kabeltelevisie’, Studieblad PTT Telecom 47, no. 12 (december 1992) 681-698. |
R.A. Korving, ‘Geen ratelende kiezers meer...’, Studieblad PTT Telecom 50, no. 1/2 (januari-februari 1995) 23-38. |
Rob Korving en Bart van der Herten (red.), Een tijding met de snelheid des bliksems. De optische telegraaf in de Nederlanden, 1800-1850 (Alphen a/d Rijn 1997). |
H. Kragh, ‘Transatlantic technology transfer. The reception and early use of the telephone in USA and Europe’ in D.C. Christensen (red.), European historiography of technology (Odense 1993) 68-90. |
A. Kruyt, ‘De telephonie in Nederland’, Electra 1 (1895-1896) 61-68. |
| |
| |
E. Kuil, Lokale televisie in beeld. Een studie naar de ontwikkeling van lokale televisie in Nederland in de periode 1971-1996 (doctoraalscriptie, Erasmus Universiteit Rotterdam z.j.). |
J. Kymmell, Geschiedenis van de algemene banken in Nederland, 1860-1914 (Nederlands Instituut voor het Bank- en Effectenbedrijf (NIBE), Amsterdam 1992 en 1996) deel 1, en deel 2-A en B. |
P.Th. van de Laar, Stad van formaat. Geschiedenis van Rotterdam in de negentiende en twintigste eeuw (Zwolle 2000). |
P.Th. van de Laar, ‘Waar werkte Rotterdam? Een analyse aan de hand van beroepstellingen 1859,1889,1899 en 1909’ in Rotterdams jaarboekje 1996 (Rotterdam 1996) 339-373. |
U. Lange e.a. (red.), Telefon und Gesellschaft. Deel 1: Beiträge zu einer Soziologie der Telefonkommunikation (Berlijn 1989). |
J. van der Lans en H. Vuijsje, Lage landen, hoge sprongen. Nederland in beweging, 1898-1998 (Wormer 1998). |
S. de Leeuw, ‘Van toverspiegel tot droomfabriek. Nederlands televisiedrama’ in Wijfjes, Omroep in Nederland, 207-239. |
U.P. Lely, Waarschijnlijkheidsrekening bij automatische telefonie (Den Haag 1918). |
D. van Lente, Techniek en ideologie. Opvattingen over de maatschappelijke betekenis van technische vernieuwingen in Nederland, 1850-1920 (Groningen 1988). |
D. van Lente, ‘Machines en lezers’ in H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890 (Zutphen 1993) deel II, 177-179. |
D. van Lente, ‘De markt voor drukwerk’ in H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890 (Zutphen 1993) deel II, 181-197. |
D. van Lente en O. de Wit, Geschiedenis van de grafische techniek in de 19e eeuw (Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen en Stichting Historie der Techniek, Amstelveen 1993). |
P.M. Lewis en J. Booth, The invisible medium. Public, commercial and community radio (Londen 1989). |
L. van der Linden, ‘Vijftig jaar “kastje kijken”’, De Ingenieur 97, no. 9 (september 1985) 10-19. |
S. Lokin, ‘Tussen radio en omroep. De positie van de radio-amateurs in de vroege radiogeschiedenis (1916-1926)’ in Jaarboek mediageschiedenis deel 1 (1989) 98-113. |
A.L. Loos, De opmars van de mobiele (auto-)telefoon. Gebruiksprofiel, ruimtelijke-, verkeers- en vervoersaspecten (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag 1992). |
L.H. Lynn, ‘The commercialization of the transistor radio in Japan. The functioning of an innovation community’, IEEE Transactions of Engineering Management vol. 45, no. 3 (augustus 1998) 220-229. |
K. Maanders, ‘Telefoniste in Amsterdam (1881-1916). Een vrouwenberoep in beeld gebracht’, Studieblad PTT Telecom 48, no. 12 (december 1993) 771-796. |
A. Maatjens, ‘Populaire muziek op de Nederlandse radio. De geschiedenis van een symbiose’, Boekmancahier 7, no. 24 (1995) 177-192. |
A. Maatjens, ‘De verhouding tussen omroeporganisaties en publiek vóór 1940’, GBG Nieuws no. 37 (zomer 1996) 11-18. |
A. Maatjens, ‘Willy D'Ablaing (1883-1965). Muzikaal adviseur van de KRO’ in Jaarboek mediageschiedenis deel 6 (1995) 20-28. |
F. van der Maden, Mobiele filmexploitatie in Nederland 1895-1913 (Nijmegen 1981). |
F. van der Maden, ‘Welte komt!’. De geschiedenis van C. Welte's cinematograph, theater van levende fotografieën (Vereniging ‘Vrienden van het Nederlands Openluchtmuseum’, Arnhem 1989). |
A.F. Manning, Zestig jaar KRO. Uit de geschiedenis van een omroep (Baarn 1985). |
B. Manschot, ‘Televisie en amusement’ in Wijfjes, Omroep in Nederland, 176-203. |
J. van der Mark, ‘Een experimentele televisiezender en -ontvanger’, Philips Technisch Tijdschrift 1 (januari 1936) 16-21. |
Marktanalytisch handboek voor Nederland (Den Haag 1937). |
C. Marvin, When old technologies were new. Thinking about electric communications in the late nineteenth century (New York en Oxford 1988). |
C. Marvin, ‘Early uses of the telephone’ in D. Crowley en P. Hayer, Communication in history. Technology, culture, society (New York 1995) 173-180. |
S. McGuirre, Visions of modernity. Representation, memory, time and space in the age of the camera (Londen 1998). |
J. Mendes da Costa, Het A.B.C. van den Amsterdamschen effectenhandel met bijzonderheden der voornaamste buitenlandsche effectenbeurzen. Handboek voor hen die in het effectenvak werkzaam zijn of zich hierin wenschen te bekwamen (Amsterdam 1913, 2e druk). |
L. van Meurs, ‘De wispelturige kijker. Veranderingen in het kijk- en schakelgedrag’ in Valerie Frissen en Hedwig te Molder (red.), Van forum tot supermarkt? Consumenten en burgers in de informatiesamenleving (Leuven 1998) 47-59. |
R.C. Michie, The London Stock Exchange. A history (New York 1999). |
M. Mieras, ‘Televisie? We weten niet wat het wordt’, Technisch Weekblad 32 (19 september 2001) 6-7. |
‘Het millioenenplan... en de donkere toekomst’, Tijdschrift voor Posterijen, Telegrafie en Telefonie 47, no. 15 (februari 1931) 166-168. |
L. Montijn, Kermis van koophandel. De Amsterdamse wereldtentoonstelling van 1883 (Bussum 1983). |
A. Moyal, ‘The feminine culture of the telephone. People, patterns and policy’ in N. Heap e.a. (red.), Information technology and society. A reader (Londen 1995) 284-310. |
M. Mueller, ‘The switchboard problem. Scale, signaling, and organization in manual telephone switching, 1877-1897’, Technology and Culture 30 (juli 1989) 534-560. |
P.N. Mulder, ‘De nieuwe tijd’ in Volks-almanak voor het schrikkeljaar 1884 (Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, Amsterdam 1884) 88-98. |
Nederlandse Stichting voor Statistiek, Televisie in Nederland. Een onderzoek naar opinies en kijkgewoonten in opdracht van NV Thabur en Graetz KG (Den Haag 1957 en 1958) 2 delen. |
J. Noordegraaf, In het kielzog van Marconi. De ontwikkeling van de maritieme communicatie en navigatie (Bussum 1979). |
P. Nijhof, Buitenreclame in Beeld. 50 jaar Alrecon Media 1946-1996 (Alrecon Media, Bunnik 1996). |
I. Nijkamp, Van luxe naar noodzaak. De telefoon in Nederland na 1945 (doctoraalscriptie, Erasmus Universiteit Rotterdam 1990). |
[Bert Ockers (red.)], Kijker te kijk. De plaats van de televisie in de huiskamer (Nederlands Openlucht Museum, [Arnhem 1997]). |
E. van Oost e.a. (red.), De opkomst van de informatietechnologie in Nederland (Stichting Historie der Techniek, Eindhoven en Den Haag 1998). |
W. Oosterbaan, ‘Zappen met een klikradio’, NRC Handelsblad (8 oktober 1992). |
L. Ott, Van horen en zien. Een halve eeuw Rotterdamse grammofoongeschiedenis (Rotterdam 1965). |
W. Otto, ‘Het ontstaan en de ontwikkeling van het telegraafnet in Nederland’, Tijdschrift voor Economische Geographie 2 (1912) 213-223. |
G.W. Ovink, Het aanzien van een eeuw. De periode 1856-1956 weerspiegeld in 950 illustraties, uit de voornaamste Nederlandse familiebladen (Haarlem [1958]). |
J.G. de Pater, ‘Het aanwerven van telefoonaansluitingen’, PTT Nieuws 2, no. 5 (1932-1933) 74-76. |
Philips Nederland, Tien jaar televisie in Nederland (Eindhoven 1958). |
C.P. Polderman, Kerk en wereld. Een studie over gereformeerden en hun uiteenlopende relaties met televisie in het licht van politiek, cultuur en theologie (Leiden 1996). |
‘Prad twieneronderzoek licht onbekende markt van vertierzoekende verteerders door’, Revue der Reclame 5, no. 23 (1967) 906-907. |
W.S. Pretzer (red.), Working at inventing. Thomas A. Edison and the Menlo Park experience (Dearborn 1989). |
| |
| |
PTT, Van kabel tot straalverbinding (Den Haag 1974). |
A.C. Pijl, ‘Inrichting voor het opsporen van misbruikers bij volautomatische telefoonsystemen’, De Ingenieur 47, no. 11 (11 maart 1932) E 17-19. |
L.F. Rakow, Gender on the line. Women, the telephone, and community life (Urbana en Chicago 1992). |
P.J. Reinders en W. Oosterwijk, Neem de trein! Spoorwegaffiches in Nederland (Utrecht en Antwerpen 1989). |
H. Righart, De eindeloze jaren zestig. Geschiedenis van een generatieconflict (Amsterdam 1995). |
H. Rinia, ‘Televisie’, Voordrachten gehouden voor het Koninklijk Instituut van Ingenieurs 3, no. 46 (1951) 735-754. |
M. Riordan en L. Hoddeson, Chrystal fire. The invention of the transistor and the birth of the information age (New York 1997). |
B. Rollka, ‘“Nachts ging das Telefon”. Das Telefon in der Unterhaltungsliteratur unter besonderer Berücksichtigung des Kriminalsromans’ in Lange, Telefon und Gesellschaft, 309-329. |
F. Ruiter en W. Smulders, Literatuur en moderniteit in Nederland, 1840-1990 (Amsterdam en Antwerpen 1996). |
T. de Rijk, Het elektrische huis. Vormgeving en acceptatie van elektrische huishoudelijke apparaten in Nederland (Rotterdam 1998). |
A. van Santen, ‘Iets over de ontwikkeling van den radiohandel in Nederland’ in M.H. Bouma e.a. (red.), Het nieuwe radioboek voor den handel, amateur en luisteraar (Bussum 1928) 37-45. |
H. Schaafsma, Televisie (Amsterdam 1959). |
M.B. Schiffer, The portable radio in American life (Tucson 1991). |
Susanne K. Schmidt en Raymund Werle, Coordinating technology. Studies in the international standardization of telecommunications (Cambridge, Mass. 1998). |
I. Schöffer, ‘De Nederlandse confessionele partijen, 1918-1939’ in C.B. Wels, G.A.M. Beekelaar en J.C.H. Blom (red.), Vaderlands verleden in veelvoud. Opstellen over de Nederlandse geschiedenis na 1500. Deel II: 19e-20e eeuw (Den Haag 1980, 2e druk) 209-229. |
J. Schopman, ‘Philips' Antwort auf die neue Halbleiterära Germanium und Silicium (1947-1957)’, Technik-Geschichte deel 50, no. 2 (1983) 146-161. |
J.W. Schot, H.W. Lintsen en A. Rip, ‘Methode en opzet van het onderzoek’ in J.W. Schot e.a. (red.), Techniek in Nederland in de twintigste eeuw (Zutphen 1998) deel I, 37-51. |
J.H. Schuilenga, J.D. Tours en J.G. Visser (red.), Honderd jaar telefoon. Geschiedenis van de openbare telefonie in Nederland, 1881-1981. Een bundel opstellen (PTT, Den Haag 1986). |
Kees Schuyt en Ed Taverne, 1950. Welvaart in zwart-wit (Den Haag 2000). |
R. Schwartz Cowan, A social history of American technology (New York en Oxford 1997). |
SCP, Sociaal en cultureel rapport 1998. 25 jaar sociale verandering (Rijswijk 1998). |
H. van Setten, In de schoot van het gezin. Opvoeding in Nederlandse gezinnen in de twintigste eeuw (Nijmegen 1987). |
B. Siegert, ‘Hold me in your arms, Ma Bell - Telefonie und Literatur’ in Lange, Telefon und Gesellschaft, 330-347. |
W.J. Simons en J.G. Waldorp (red.), Fotoboek van de eeuw (uitgave PCM Uitgevers en Stichting Fotoboek van de Eeuw, Amsterdam 1999). |
Paul Slaa, Telecommunicatie en beleid. De invloed van technologische veranderingen in de telecommunicatie op het beleid van de Nederlandse overheid inzake de PTT (Amsterdam 1987). |
K. Slager, De Ramp. Een reconstructie (Goes 1992). |
G.I. Smit, R.C.J. Wunderink en I. Hoogland (red.), KLM in beeld. 75 jaar vormgeving en promotie (Naarden 1994). |
K. Smit en P. Bolhuis, ‘De automatisering van het Nederlandse telefoonnet’, Polytechnisch Tijdschrift. E, Electrotechniek 17 (1962) E 360-377. |
Anthony Smith (red.), Television. An international history (Oxford 1995). |
G.D. Smith, The anatomy of a business strategy. Bell, Western Electric and the origins of the American telephone industry (Baltimore 1985). |
E. Smulders, Het wonder van morgen. De televisierage in Nederland, 1928-1931 (doctoraalscriptie, Erasmus Universiteit Rotterdam 1993). |
E. Smulders, ‘“Het glazen huis der openbaarheid.” Televisie in de jaren vijftig: de moeizame groei van een modern medium’ in Paul Luykx en Pim Slot (red.), Een stille revolutie? Cultuur en mentaliteit in de lange jaren vijftig (Hilversum 1997) 249-279. |
Eric Smulders en Huub Wijfjes, ‘De radio. De ontwikkeling van de radio in de periode ± 1850-± 1950’ in Taalvorm Editing Services (red.), Techniek als cultuurverschijnsel. Deel 2: Casusboek (Open Universiteit, Heerlen 1996) 137-236. |
G.C. Snijders (red.), Gedenkboek gemeentetelefoon Amsterdam, 1896-1936. Uitgegeven ter gelegenheid van haar 40 jarig bestaan op den eersten November negentien honderd zes en dertig (Amsterdam [1936]). |
I. de Sola Pool (red.), The social impact of the telephone (Cambridge, Mass. 1977). |
M. Sommer, ‘De vlegeljaren van de telefoon’ in P. Brill (red.), Opmaat van een nieuwe eeuw. Hoofdstukken uit het Nederlandse fin de siècle (Amsterdam 1995) 27-49. |
L. Spigel, Make room for TV. Television and the family ideal in postwar America (Chicago en Londen 1992). |
R. van Spronsen en J.G. Visser, De Haagse telefoonradio, 1926-1940. Feiten en achtergronden (PTT, Den Haag 1970). |
‘Het station waar geld in zit’, Nieuwe Revue (26 april 1969). |
K.M. van Steensel, Internetgeneratie. De broncode ontcijferd (Stichting Maatschappij en Onderneming, Den Haag 2001). |
J.G.M. Sterk, De betekenis van radio en televisie, met name in het weekend. Deel 1: Het winteronderzoek (Centrale voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek, Den Haag 1965). |
R. Sterk, ‘Stagnatie in het Gooi. De omroep in de afgelopen twintig jaar’ in Bardoel en Bierhoff, Media in Nederland, 23-53. |
Jan Willem Stumpel en Rick van der Linde, ICT en de economie. Eindrapport (Ministerie van Economische Zaken, Den Haag 1998). |
‘Telefoon-propagandafilm De reddingsbrigade’, PTT Nieuws 7, no. 9 (juni 1938) 204-206. |
‘Televisie’, Keesings historisch archief. Geïllustreerd dagboek van het hedendaagsch wereldgebeuren met voortdurend bijgewerkten alphabetischen index no. 886 (6-12 juni 1948) 7633-7634. |
E.H.M. Terheggen, ‘Vanginrichting’, Telegraaf en Telefoon 37, no. 10 (oktober 1936) 107-111. |
J.S. Theyse, Het bankwezen. De effectenhandel (Wassenaar 1921). |
J.B. Thompson, Media and modernity. A social theory of the media (Cambridge 1995). |
C. Tichi, Shifting gears. Technology, literature, culture in modernist America (Londen 1987). |
G. Tillekens en M. du Bois-Reymond, Nuchterheid en nozems. De opkomst van de jeugdcultuur in de jaren vijftig (Muiderberg 1990). |
J.D. Tours, ‘Als het maar zwart is. De ontwikkeling van het gewone telefoontoestel’ in Schuilenga, Tours en Visser, Honderd jaar telefoon, 33-48. |
J.D. Tours en C. de Vries, ‘In besloten kring. Van huistelephoon tot bedrijfstelecommunicatie’ in Schuilenga, Tours en Visser, Honderd jaar telefoon, 81-96. |
‘The transistor’, Bell Laboratories Record vol. 26, no. 8 (augustus 1948). |
W. Urrichio, ‘Cinema als omweg?’, Skrien no. 199 (december 1994-januari 1995) 54-57. |
W. Urrichio, ‘Technologies of time’ in J. Olsson (red.), Visions of modernity (in voorbereiding). |
J. Verbeek en R. Blad, ‘Ruimtelijke verschillen in telecommunicatie-infrastructuur’ in Bouwman en Hulsink, Silicon Valley in de polder, 165-184. |
J.M. Verberne, ‘Disk-Rotterdam. Een popperige kruising van boetiek en supermarkt’, Radio- en TV Handel (1970) 88-91. |
G. Verbong en H. Lintsen, ‘Philips en de transistor’, Intermediair 17, no. 48 (27 november 1981) 11-15. |
| |
| |
J. Versluis, Die wonderlijke media. Het gereformeerde volksdeel en de introductie van film, radio en televisie (doctoraalscriptie, Erasmus Universiteit Rotterdam 1991). |
D. de Vilder, NSF. N.V. Philips' Telecommunicatie Industrie voorheen N.V. Nederlandsche Seintoestellen Fabriek, Hilversum, Holland 1948 (N.V. Philips' Telecommunicatie Industrie, Hilversum 1948). |
J.G. Visser, PTT 1940-1945. Beleid en bezetting (PTT, Den Haag 1968). |
W. Vogt, Spanne en spanningen. De veertigjarige geschiedenis van de N.V. Philips' Telecommunicatie Industrie, voorheen N.V. Nederlandsche Seintoestellen Fabriek (Amsterdam 1958). |
F. van Vree, ‘Massacultuur en media’ in Wijfjes, Omroep in Nederland, 14-19. |
Johan de Vries, Een eeuw vol effecten. Historische schets van de Vereeniging voor den Effectenhandel en de Amsterdamse Effectenbeurs, 1876-1976 (Vereniging voor de Effectenhandel, [Amsterdam] 1976). |
Johan de Vries, ‘Het Nederlandse financiële imperium. Schets van het Nederlandse bankwezen’ in Johan de Vries, Bankwezen. Een geschiedenis en bronnenoverzicht (NEHA, Amsterdam 1992) 13-58. |
T. de Vries, Complexe consensus. Amerikaanse en Nederlandse intellectuelen in debat over politiek en cultuur, 1945-1960 (Hilversum 1996). |
T. van Vugt, De penetratie van telefoon en waterleidingen in Tilburg rond 1900 (doctoraalscriptie, Katholieke Universiteit Nijmegen 1979). |
P. Vijzelaar, 70 jaar radio-omroepzenders in Nederland. Ontwikkeling van het Nederlandse zenderpark op lange- en middengolf in de periode 1919-1989 (Deventer 1991). |
Wim Wennekes, De aartsvaders. Grondleggers van het Nederlandse bedrijfsleven (Amsterdam en Antwerpen 1997, 6e druk). |
D.C.J. van der Werf, De Bond, de banken en de beurzen (NIBE, Amsterdam 1988). |
W.M. Westerman, De concentratie in het bankwezen. Een bijdrage tot de kennis der economische ontwikkeling van onzen tijd (Den Haag 1920, 2e druk). |
C. Westland, Iets over het bestaan en werken der telephonisten (Dordrecht 1920). |
J. Wieten, ‘“Vuistslagen op peluws”. De valse start van de televisie in Nederland’ in Jaarboek mediageschiedenis deel 5 (1993) 163-197. |
J. Wieten, ‘Televisie is omroep’, Informatie & Informatiebeleid 12, no. 3 (1994) 68-78. |
M. Wilkins, The emergence of multinational enterprise. American business abroad from the colonial era to 1914 (Cambridge, Mass. 1970). |
Robin Williams en Roger S. Slack (red.), Europe appropriates multimedia. A study of the national uptake of multimedia in eight European countries and Japan (Trondheim 1999). |
B. Winston, Media, technology and society. A history: from the telegraph to the internet (Londen en New York 1998). |
Peter de Winter, Ahoy', E55, Floriade, C70. Evenementen in Rotterdam (Rotterdam 1988). |
O. de Wit, Telefonie in Nederland, 1877-1940. Opkomst en ontwikkeling van een grootschalig technisch systeem (Amsterdam 1998). |
O. de Wit, ‘Telegrafie en telefonie’ in H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890 (Zutphen 1993) deel IV, 273-298. |
O. de Wit, ‘Langs lijnen van geleidelijkheid. De telefonie in Nederland als object van staatszorg, 1877-1989’ in Rathenau Instituut (red.), Toeval of Noodzaak? Geschiedenis van de overheidsbemoeienis met de informatievoorziening (Amsterdam 1995). |
O. de Wit, ‘Techniek als cultuurverschijnsel. De transistorradio, Philips en Hilversum in de periode 1950-1970’, Tijdschrift voor Mediageschiedenis 4, no. 1 (juni 2001) 87-107. |
O. de Wit en J. van den Ende, m.m.v. H. Buiter en M. Put, ‘Het gemechaniseerde kantoor 1914-1940’ in J.W. Schot e.a. (red.), Techniek in Nederland in de twintigste eeuw (Zutphen 1998) deel I, 237-269. |
O. de Wit en J. van den Ende, ‘The emergence of a new regime. Business management and office mechanisation in the Dutch financial sector in the 1920s’, Business History vol. 42, no. 2 (april 2000) 87-118. |
M. Wolf, ‘Televisie-ontvangst met geprojecteerd beeld’, Philips Technisch Tijdschrift 2 (augustus 1937) 249-253. |
K.C.A.T.M. Wouters, Ongewenschte muziek. De bestrijding van jazz en moderne amusementsmuziek in Duitsland en Nederland, 1920-1945 ([Den Haag] 1999). |
C.J. Wulffraat, H.W. Winkelman en C. de Vries, ‘Ik zal u doorverbinden. De dienstverlening per telefoon’ in Schuilenga, Tours en Visser, Honderd jaar telefoon, 200-224. |
Huub Wijfjes (red.), Omroep in Nederland. Vijfenzeventig jaar medium en maatschappij, 1919-1994 (Zwolle 1994). |
Huub Wijfjes, ‘De ballade van de bolhoed. Willem Vogt en het debâcle van de nationale omroep, 1923-1930’ in Jaarboek mediageschiedenis deel 1 (1989) 114-136. |
Huub Wijfjes, ‘Het radiotijdperk, 1919-1960’ in Wijfjes, Omroep in Nederland, 40-75. |
Huub Wijfjes, ‘Echt en oprecht. Geluidsversterking, radio en politieke retoriek, 1900-1945’, Tijdschrift voor Mediageschiedenis 3, no. 1 (juni 2000) 134-160. |
Huub Wijfjes en Eric Smulders, ‘Sport en omroep: een symbiose’ in Wijfjes, Omroep in Nederland, 240-271. |
C.A.M. Wijtvliet, Expansie en dynamiek. De ontwikkeling van het Nederlandse handelsbankwezen, 1860-1914 (NIBE, Amsterdam 1993). |
H.A. van IJsselstein, ‘Gemeentelijke telefonie’ in Handelingen van het Nederlandsch Natuur- en Geneeskundig Congres 6 (1897) 177-178. |
J.L. van Zanden en R.T. Griffiths, Economische geschiedenis van Nederland in de 20e eeuw (Utrecht 1989). |
Johan de Zoete (red.), De techniek van de Nederlandse boekillustratie in de 19e eeuw (Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen, Amstelveen 1995). |
L. van Zoonen, J. Wieten en B. van den Berg, ‘“Het was niet bepaald een wereldwonder”. De komst van de televisie in het Nederlandse gezinsleven’ in Jaarboek mediageschiedenis deel 7 (1995) 117-146. |
A. van der Zwan, Een analyse van het bezit van duurzame consumptiegoederen op grond van gezins-enquêtes (Rotterdam 1968). |
|
|