De regelmatig terugkerende huishoudbeurs in de RAI te Amsterdam is een twintigste eeuws fenomeen. Het hele huiselijke en huishoudelijke gebeuren komt aan bod in een wonderbaarlijke mix van gezelligheid en zakelijkheid. Er worden noviteiten getoond die het huishoudelijk werk dienen te verlichten of het huiselijk bestaan verrijken en veraangenamen. Deze demonstratrice uit de jaren zestig geeft het goede voorbeeld.
De opmars der apparaten in huis is nog geenszins ten einde.
Als gevolg van de stijgende ziektekosten, wordt via de thuiszorg, met ondersteuning van zorgverzekeraars en een terugtredende overheid, een hele nieuwe generatie van medische apparatuur het huis ingedragen. Zuurstofapparaten voor hartpatiënten, bloeddrukmeters, nierdialyseapparaten, alarm- en monitorsystemen, zelfbedieningsziekenhuisbedden voor thuis en speciale matrassen voor bedlegerige patiënten zijn al geïntroduceerd. De magnetron als kostenbesparend middel in de thuiszorg was daarvan het begin, zoals we hebben gezien.
De geschiedenis van huishoudtechnologie in de afgelopen eeuw maakt echter ook duidelijk dat de acceptatie van apparaten niet vanzelfsprekend is. Elektrische wijnmandjes, kwikhoogtezonnen, kruiken, haarborstels, lakwarmers, broekenpersen, sigarenaanstekers en blakers haalden het niet in de jaren twintig. Bovendien betekent aanschaf van apparaten niet dat ze ook daadwerkelijk worden gebruikt. Zonder ceremonie verdwijnen allerlei apparaten die eens zo aardig leken, als onnutte dingen naar zolder, schuur of kelder.
Pratende koelkasten en wandelende robotten, die vele toekomstscenario's voor de domotica ons nu als noodzakelijke apparaten voor het zogeheten ‘smarthouse’ voorspiegelen, lijkt een kort leven beschoren. Van de vele apparaten die de markt jaarlijks overspoelen, kunnen slechts weinige hopen op een permanente verblijfsstatus.
Zoals we hebben gezien, verliep de introductie van producten in de twintigste eeuw niet altijd even geruisloos. Strijkijzers, stofzuigers, radio's en glasbakken vonden relatief snel hun weg naar gebruikers, omdat ze goed aansloten bij bestaande behoeften en levenspatronen. Apparaten die consumenten niet nuttig vonden, zoals elektrische botervloten, wijnmandjes, sigarenaanstekers, melkkokers, thermokranen en theelichtjes, overleefden het op termijn niet.
Op kookgebied verloren de elektriciteitsbedrijven de strijd met de gasproducenten. Bij elke nieuwe technologie volgde bemoeienis van talloze organisaties en (professionele) groeperingen. Tussen producent en huishouden bevonden zich marketingafdelingen, testlaboratoria, groothandels, detaillisten, installateurs, lobbygroepen en consumentenorganisaties. Al deze verschillende partijen speelden hun eigen rol in het op elkaar afstemmen van onderzoek, productie en gebruik van nieuwe apparaten. Terugkijkend op de twintigste eeuw, kunnen we zien dat de rol van vrouwen als regisseurs van technische ontwikkeling ernstig is onderschat.
Nederlandse vrouwen bemoeiden zich immers via belangenorganisaties, zoals de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen, de Nederlandse Vrouwen Electriciteits Vereeniging en de Nederlandse Huishoudraad, met nieuwe technieken. Vrouwelijke professionals, opgeleid in Delft en Wageningen en in dienst bij bedrijfsleven,