ging hij te water. Zonder weifelen vloog Fidel naar den waterkant, zwom naar den drenkeling, greep hem stevig in den bek, en bereikte binnen weinige oogenblikken den oever. Dit was alles zoo snel geschied, dat de knaap er over verbaasd stond en bijna geen woord uiten kon. Een anderen keer was Karel met hem op de markt in 't dorp, was een tal van zijne vrienden bijeen waren. Hoewel hij veel lust gevoelde, om hen eens even te groeten, dorst hij toch zijn meester niet verlaten. Hij keek dezen nu en dan wel vragend aan, alsof hij zeggen wilde: mag ik eens even gaan, maar hij had toch den moed niet stil weg te loopen. Eindelijk toen hij zag, dat zij al blaffend en keffend aan 't stoeien geraakten, kon hij de begeerte geen wederstand bieden en vloog heimelijk weg. Maar in 'tzelfde oogenblijk klonk Karels stem: hier! Fidel. Onmiddellijk maakte deze rechtsomkeer en in een tel was hij terug. 't Jonge beest wist daardoor 't hart van zijn meester te stelen, en deze zag dientengevolge heel veel minder goede eigenschappen door de vingers. 't Was dan ook trouwens maar een hond!
Na verloop van eenigen tijd kon hij al heel aardig wat kunstjes. Men had even tegen hem te zeggen: ‘Hoe doen de boeren, als zij dronken zijn,’ of daar ging hij in waggelenden gang en met zwaaienden kop voorwaarts. 't Was waarlijk allergrappigst om te zien, als Karel kommandeerde: ‘Fidel! dans eens voor de menschen.’ Dan plaatste hij zich op zijne achterpooten en begon zeer regelmatig voort te huppelen, en in 't rond te draaien. Hij hield dan zijn lichaam zoo gestrekt, dat 't inderdaad onbegrijpelijk was, hoe hij 't zoo lang uit kon houden.
Eens wandelde Karel met Marie in gezelschap van Fidel, terwijl Victor huisarrest had. Terwijl Marie bezig was aan den kant van den weg een fraaien ruiker te schikken, speelde Karel met den hond naar hartelust.
Op eens zeide de jongen tot zijn zusje:
‘Marie, wil je eens zien, wat voor luchtspringer onze maat is? 't Zal niet veel schelen, of hij springt in eene vaart over dit hek.’
‘Kom, kom, hij zal 't wel laten. Dit hek, hoe hoog is 't wel niet?’ sprak Marie tamelijk ongeloovig.
‘Waarom wed je, dat hij wel twee el hoog springt?’
‘In eens?’
‘Neen, langzamerhand. Ik begin eerst laag bij den grond, en dan van lieverlede hoe langer hoe hooger.’
‘Ik wil 't toch wel eens zien,’ zei Marie.
En waar lijk Fidel toonde, dat hij flinke luchtsprongen maken kon, hoewel Karel 't met de hoogte van twee el niet zoo nauw nam.