Stoeien wordt licht vechten.
Hoe blij was Karel, toen hij eens bij 't hondenhok kwam en zag, dat Fidel moeder was geworden van een paar lieve kleintjes. In vervoering van vreugde snelde hij naar zijn vader en deelde hem 't heuglijke nieuws meede. Deze hield zich, alsof hij er niets van wist, en zeide: ‘Luister eens, Karel, nu moet je in de eerste dagen je hond rustig in zijn hok laten. Hij heeft 't zoo druk in zijn huishouden, dat hij geen tijd voor jou heeft. Nu moet hij als eene goede moeder voor zijne kleintjes zorgen: maak maar, dat er genoeg eten en drinken is, en zijn huis er rein en proper uitziet, dan zal hij zeer dankbaar zijn, en des te meer vriendelijkheid bewijst hij je later.’
Eenige dagen daarna mocht de kleine Marie ook eens naar Fidel en hare kleintjes zien. Hoe groot was de verbazing van 't meisje en ook die van Karel, toen zij zagen, dat Fidel 't hok verlaten had en zijne kindertjes liet rond huppelen. Blijkbaar was de moeder in haar schik, dat men in haar geluk belang kwam stellen, en al kon zij slechts blaffen, toch begreep Karel, dat zij daarmede haar dank wilde betuigen.
‘Kijk, Marie,’ sprak hij tot zijn zusje, op Fidel wijzende, ‘hoe blij mijn hond is, dat hij moeder is. Gerust, hij is er trotsch op.’
‘Zijn dat nu hare kindertjes?’
‘Zeker, Marie.’
‘Hoe heeten zij?’
‘Ik heb ze nog geen namen gegeven. Vind je Victor en Julie geen mooie namen?’
‘Een moet er ook Fidel heeten. Dan heb jij den grooten, en de kleine is voor mij.’
‘Daar zullen we nog eens over denken, Marie.’
's Middags liet vader 't rijtuig inspannen, en de kinderen mochten naar hun oom rijden, om daar 't overige van den schoonen dag door te brengen. Dat was een prettig uitstapje. Karel was daar graag, niet zoozeer om de buitenplaats, want die van zijn vader was veel schooner en fraaier gelegen, als wel om de boerderij, die er bij lag, en waarin kaas en boter gemaakt werden. Dan waren er koeien, varkens, konjinen, kippen, een bok, mar ook een klein, dik en aardig hondje, dat insgelijks Fidel heette. In geen weken