| |
| |
| |
Inleiding
De kaarten en de beschryvinghe
Wat de uitgever en de auteur van het Itinerario bedoelden met de toevoeging van eene reeks van kaarten en daarbij aansluitende beschrijvingen achter Linschotens reisverhaal, wordt in den zeer uitvoerigen titel van de Beschryvinghe - hierachter in facsimile weergegeven - uiteengezet. De titel geeft in vijf zinsneden het plan aldus aan:
(1). | Beschryvinghe van de gantsche Custe van Guinea, Manicongo, Angola, Monomotapa, ende tegen over de Cabo de S. Augustijn in Brasilien, de eyghenschappen des gheheelen Oceanische Zees; Midtsgaders harer Eylanden, als daer zijn S. Thome, S. Helena, 't Eyland Ascencion, met alle hare Havenen, diepten, droochten, sanden, gronden, wonderlijcke vertellinghen vande Zeevaerden van die van Hollandt, als oock de beschryvinghe vande binnen landen. |
(2). | Midtsgaders de voorder beschryvinge op de Caerte van Madagascar, anders 't Eylandt S. Laurens ghenoemt, met de ontdeckinge aller droochten, Clippen, mennichte van Eylanden in dese Indische Zee liggende, als oock de ghelegentheyt van 't vaste landt vande Cabo de boa Esperança, langhs Monomotapa, Zefala, tot Mossambique toe, ende soo voorby Quioloa, Gorga, Melinde, Amara, Baru, Magadoxo, Doara, etc. tot die Roo-Zee toe, ende wat u dan voort vande beschryvinge ontbreect, hebdy in 't boeck van Ian Huyghen van Linschoten int lange; |
(3). | Met oock alle de navigatien van alle vaerden die de Portugesche Piloten ende Stier-luyden oyt beseylt hebben, uyt haer Zee-caert-boecken ende geexperimenteerde stucken ghetrocken, ende in ons tale in 't licht ghebracht. |
(4). | Daerom is de oncoste van dese nette, perfecte Caerten ghedaen, met oock dese beschryvinghe daer op, om dat sulcks eyste aen 't heerlijck werck van Ian Huyghen voorschreven. |
(5). | Volcht noch de beschryvinge van West Indien int langhe, met hare Caerte. |
Wat sub (1) wordt omschreven vindt men op blz. 2-13 van de Beschryvinghe (blz. 1-40 van deze uitgaaf), en op de daarbij behoorende kaart, hier als Kaart I gegeven. Sub (2), de zee met eilan- | |
| |
den en kust oostelijk van Kaap de Goede Hoop, is veel korter beschreven op blz. 13-16 (blz. 40 en v. van deze uitgaaf); daarbij wordt met recht verwezen naar het Itinerario zelf, waarin over deze landen reeds veel was meegedeeld (zie dl. I, blz. 15-25). Uitdrukkelijk wordt hier gesproken van de beschryvinge ‘op de Caerte’; dit is de kaart, die hare plaats eigenlijk heeft bij pag. 6 van het Itinerario; wij geven haar hier als Kaart II. Sub (3) wordt heel nauwkeurig het Reys-geschrift aangeduid, dat immers in de eerste plaats de navigatien uit de zeekaartboeken der Portugeesche piloten weergeeft. Het schijnt wel dat de dus gestelde titel (1)-(3) zoowel de beschrijving van America, als de navigatien die aan de zeilaanwijzingen van de Portugeezen nog zijn toegevoegd, uitsloot. Onder het werken zou dan het plan zijn uitgebreid, om het werk tot een volledigen gids te maken voor de vaart naar Oost en West. De korte aanduiding, sub (5) gegeven van de beschrijving van West-Indië met hare Caerte (Kaart III) ziet er uit als eene latere toevoeging.
Daarvóór, sub (4), hebben we de motiveering van de toevoeging van de kaarten met de beschrijving. Ze leert ons twee dingen. Vooreerst is ook hier, als sub (2), de vermelding van de kaarten op den voorgrond gebracht. Ten tweede zien we ook hier, als sub (2), dat het niet de auteur is, die tot de uitbreiding van het werk besluit, maar de uitgever, vol waardeering voor ‘'t heerlijck werck van Jan Huyghen’ en bereid tot belangrijke uitgaven omdat naar zijne meening het werk zulks eischt.
We zien uit dit alles, dat in het plan de kaarten vooraan komen, daarbij de beschrijving, en vervolgens het Reys-geschrift waarin de navigaties zijn aangegeven. En zoo moesten de stukken ook in het volledige boek op elkaar volgen. Dit geeft het Register, achter het complete werk geplaatst, nauwkeurig aan.
Het Register geeft een uitvoerigen inhoud van het Itinerario zelf, en laat dan volgen:
Volcht die Register vande Figueren ende Caerten die in de Itinerario behooren, ende waer datse ghestelt moeten werden, tot een memorie vande Boeck-binders, als oock om te weten hoe dat de Caerte van Guynea, Congo, ende Angola, met die van de Antillas, Brasilien, ende de beschryvinghe van de selfde contreyen (waer van de folien niet ghenumereert en zijn) ghebonden moeten werden, om in goeder ordre en vervolch te comen.
In ‘die Register van de Figueren’ zijn ook opgenomen de door Linschoten bij zijn verhaal gegeven kaarten, die van
| |
[pagina XXIII]
[p. XXIII] | |
Moçambique, en de zeer groote van Goa, en van Angra op Tercera. Deze worden daarom niet genoemd in het lijstje van de door den uitgever toegevoegde kaarten, dat volgt.
Caerten inde selfde Itinerario
De Generale Caerte vande gheheele vaert naer Indien (wereldkaart), pag. 4.
De Caerte vande Cabo de boa Esperança af tot by 't Roode Meer, etc. (onze kaart II) ..................... pag. 6.
De Caerte van 't Roode Meer af, de Custen van na Ormus, Indien, Seylon tot Bengalen toe, etc. (dl. I, blz. 30) ............ pag. 10.
De Caerte van Mallacca, Samatra, d'Eylanden van Iava, Maluco, China, de Philippinas, ende Iapon. etc, (dl. I, blz. 70) ........ pag. 22.
De Caerte van Guinea, Angola, tot de Cobo (sic) de boa Esperança toe (onze kaart I) ..................... pag. 160.
Volghende terstont de deschriptie van Guinea, Congo, Angola, tot voorby de Cabo de Esperança, etc.
Alsdan de Caerte van de Antillas, ende Brasilien (onze kaart III), en terstont daer nae de beschryvinghe van America, midtsgaders de deelen der selver, als Noua Francia, Florida, d'Eylanden diemen Antillas, Cuba, Iucaya, Iamaica, etc. noemt.
Eynde der Register vant eerste Boeck d'Itinerario.
De uitgever vat dus het reisverhaal met de kaarten en de daarbij behoorende Beschryvinghe op als één geheel, dat hij noemt ‘'t eerste Boeck d'Itinerario’.
Als tweede boek is dan blijkbaar bedoeld het Reysgheschrift, waarvan het Register op drie volle folio-bladzijden volgt, met aan het einde deze aanteekening:
De Caerten ende afbeeldinghe van alle de voorsz. Navigatien, machmen sien inde Itinerario, ter plaetsen daer de beschryvinghe vande selfde landen ghedaen wort, als int register des selfden aenghewesen is.
Hier wordt met de aanduiding ‘de Itinerario’ weder dat eerste boek, het reisverhaal met de daarbij aansluitende Beschryvinghe bedoeld. Nog volgt het ‘Register van 't Extract vande renten ende Incomsten des Conincks van Spaengien, mette genealogye ofte afcomste der Coninghen van Portugal, etc.’, een stuk dat achter het Reys-geschrift is gedrukt, met eigen - later tusschengevoegden - titel en opdracht. Achter het register komen nog opgaven van ‘Sommighe fauten ofte erraten’, zoowel ‘inde Itinerario’ als in het Reys-geschrift; in de Beschryvinghe schijnen geene drukfouten te zijn gevonden.
Komen we terug op de Beschryvinghe, dan moeten we allereerst
| |
| |
de kaarten, die immers in den gedachtengang van den uitgever de eerste plaats innemen, nader bekijken.
We zien dus een stel van zes kaarten, niet van Jan Huyghen zelf, maar door de zorg van den uitgever bij zijn werk gevoegd. De ‘Generale Caerte’, een wereldkaart door Plancius ontworpen, zal later gereproduceerd en besproken moeten worden.
Hier hebben we te doen met de vijf kaarten, die tezamen een overzicht geven van alle landen en zeeën waarop de groote vaart naar Oost en West ging. Zij vormen tezamen een heel interessant kaartwerk van het laatst der 16e eeuw, en we mogen er, al staat die er niet op, in gedachte wel den naam van Petrus Plancius aan verbinden. Of de uitgever Cornelis Claesz hem voor dit werk heeft geraadpleegd weten we niet, maar zeker is het een vrucht van de samenwerking tusschen den grooten uitgever en den grooten geograaf. Cornelis Claesz had ‘doer de directie van Mr. Peeter Plancius, doch tot zynen costen becomen van Bartholomeo de Lasso cosmographo ende meestre van de zeevaert des Conincx van Spaengien’, ‘25 particuliere zeecaerten, vervattende alle de zeecusten vanden gantschen eertbodem’, en hij had een octrooi voor de uitgave ervan van de Staten-Generaal verkregen. We hebben in de laatste 30 jaren, vooral door de studies van Dr. F.C. Wieder, een aantal van de door hem krachtens dit octrooi uitgegeven kaarten herkend. Ik beschreef er eenige van in ‘De Amsterdamsche Boekdrukkers’, dl. IV, Wieder gaf een overzicht in het Tijdschrift v.h. Aardrijkskundig Genootschap 1918, en veel vollediger in de Monumenta Cartographica, dl. II. Zij zijn gegraveerd door Johannes en Baptist van Doetecum.
De kaarten van het Itinerario vormen een eigen reeks, waarin de stof, grootendeels wel uit dezelfde of overeenkomstige bron geput, eenigszins anders gegroepeerd en bewerkt is. Ze zijn ontworpen en geteekend door de bekende kaartengraveurs Arnoldus en Henricus van Langren.
We behoeven de uitvoerige opgaaf van al wat de kaarten inhouden, die de graveur zelf op elke kaart in rijke omlijsting in twee talen heeft gegeven, hier niet te herhalen, maar we zullen de drie kaarten, waaraan de Beschryvinghe zich aansluit, en die hier in facsimile zijn gegeven, wat nader bekijken.
Onze kaart I moet volgens de opgaaf bij blz. 160 van het Itinerario haar plaats vinden; dat wil, daar het reisverhaal met blz 160 eindigt, zeggen, dat de kaart onmiddellijk daarna moet volgen, en
| |
| |
dan ‘terstont’ de ‘deschriptie van Guinea’ etc. Bekijken we allereerst de kaart; zij is ontworpen en gegraveerd door Arnoldus F. a Langren: zij beeldt een groot deel van den zuidelijken Atlantischen Oceaan af (Oceanus Aethiopicus) met de kust van Africa, Guinea, Congo en verder tot de Kaap de Goede Hoop, langs noordkant en oostzijde, een stukje Braziliaansche kust met Pernambuco en Kaap S. Augustino aan den westrand, het eiland Tristaom da cunha in het uiterste zuiden. In de zee, waar slechts weinige eilanden zijn en dus veel ruimte is, staat de tweetalige titel in eene rijke omlijsting met het wapen van Portugal, hooger een mijlschaal van Duitsche en Spaansche mijlen, en onderaan twee afbeeldingen van de eilanden Ascension en S. Helena. Verdere ruimten zijn aangevuld door schepen, dieren en windrozen en versierde bijschriften, waardoor de geheele kaart een zeer fraai kunstwerk is geworden.
Vergelijken we de kaart met de beschryvinghe, dan blijkt het, dat er weinig verband tusschen beide is; graveur en auteur hebben onafhankelijk van elkaar gewerkt. De kaart geeft heel veel, dat niet in de beschrijving wordt genoemd, en wat daar wel vermeld is vindt men op de kaart vaak niet, of anders voorgesteld. Natuurlijk kan men er de beschrijving in hoofdtrekken wel op volgen. Vooral de reeks van kapen, in Guinea C. das Palmas en C. de tres Puntas, in Congo en verder zuidelijk C. de Lopo Gonsalvez, C. Ledo, C. Negro, C. de Boa Esperança en C. das Aguilhas, dienen tot orienteering. Ook de eilanden in den oceaan vindt men gemakkelijk. De bijzonderheden in de landbeschrijving laten echter vaak in den steek; voor Congo bleek het wenschelijk het kaartje van de Nederlandsche uitgaaf van het werk van Pigafetta in den tekst af te beelden, omdat daarop de rivieren die in den tekst genoemd worden, alle zijn te vinden. De groote kaart geeft wel den breeden Congo-mond en laat, zooals de tekst aangeeft, den stroom uit het groote Zaire-meer komen, waaruit, naar men aannam, ook de Nijl voortkwam; men ziet ook dezen noordwaarts stroomend aangegeven. Daarentegen geeft het Congo-kaartje het kleinere meer bezuiden den Congo-stroom en daarmede verbonden, en waaruit een heele reeks rivieren hun weg naar zee vinden. Hoe de cartografen zich het geheele stelsel van meeren en stroomen dachten, zien we op een merkwaardig kaartblad door Wieder in de Monumenta cartographica (dl. II, pl. 40) weergegeven. Het is een blad van een groote wereldkaart van Henricus van Langren naar Plancius van omstr. 1598-1600. De naieve voorstelling, dat groo- | |
| |
te binnenzeeën de rivieren voeden die naar verschillende richtingen afstroomen is in de zestiende eeuwsche geographie zeer verbreid.
Kaart II, ook door Arnoldus van Langren geteekend en gegraveerd, beeldt den Indischen Oceaan af met Madagascar en tal van eilanden en ondiepten. De Africaansche kust begint er ten oosten van kaap Aguilhas, in aansluiting bij kaart I, doorloopend tot niet ver van kaap Guardafui, dien men hier niet meer vindt, maar op de aansluitende kaart bij het Itinerario gegeven (dl. I, blz. 30). Ook hier is de overeenstemming met de Beschryvinghe zeer gebrekkig. Voor zoover deze laatste op het werk van Pigafetta berust, is de spelling der namen steeds anders, op de kaarten Portugeesch, in den tekst Italiaansch; ook de mijlenschaal met Duitsche en Spaansche mijlen klopt niet met den tekst, die Italiaansche mijlen opgeeft naast ‘die onse’. De bewerking en versiering van de tweede kaart komt geheel met die van de eerste overeen: ook weer tweetalige uitvoerige titel, Duitsch-Spaansche mijlschaal, windrozen, schepen en dieren, maar geene grootere afbeeldingen; immers de zee is in sterke mate gevuld door de tallooze, vaak sierlijk voorgestelde eilanden en ondiepten.
Over de Beschryvinghe bij deze beide kaarten slechts ééne opmerking. Zij toonen ons den Nijl, voortkomende uit twee groote meren, oost en west op nagenoeg gelijke breedte liggende, en gevoed uit bronrivieren die afstroomen van de Maanbergen; en de tekst bestrijdt juist, op gezag van Odoardus Lopez, deze voorstelling (zie blz. 50 en 52). Overigens behoeft hier over dit onderwerp niets te worden gezegd. De hier achter volgende studie over Bernardus Paludanus en het aandeel van dezen geleerde in de afwerking van het Itinerario, door Dr. F.W.T. Hunger, en de door dezen aan den tekst van deze Beschryvinghe toegevoegde noten, geven de noodige toelichting.
De tekst bij deze beide kaarten, ‘Beschryvinghe van Guinea, Manicongo ende Angola’ enz. vormt een geheel op zich zelf: daarna volgt met eigen bovenschrift de ‘Beschryvinghe van America’. Deze beide stukken zijn niet van ééne hand. We hebben te doen met twee auteurs, die we beiden reeds kennen uit het Itinerario zelf, dat geschreven is door Jan Huyghen van Linschoten, en met aanteekeningen voorzien door Bernardus Paludanus. Dat beiden ook deel hebben aan het opstellen der Beschryvinghe, zegt Linschoten zelf ons in de opdracht van een werk, dat hij na de voltooiïng van het Itinerario heeft vertaald, en dat in 1598 bij Jacob
| |
[pagina XXVII]
[p. XXVII] | |
Lenaertsz Meyn te Enkhuizen en bij Cornelis Claeszoon te Amsterdam is verschenen, de ‘Historie Naturael ende Morael van de Westersche Indien’ door Josephus de Acosta. Linschoten draagt dit werk op aan Schout, Burgemeesteren en Vroetschap van Enkhuizen; hij schrijft hun:
Hoewel ick, achtbare seer wijse Heeren, geerne beken my seer aengenaem te zijn, te verstaen het verhael, t' welcke wy van de Oost-Indische Landen ende Vaert, hebben tvoorleden Iaer uyt den Druck laten gaen, niet alleen wel getrocken, maer (dat my noch veel heuchlijcker gheweest is om hooren) door de naevolgende ervarentheyt, bevonden te zijn met de waerheyt over een te dragen, niet min versekert van de beschrijvinghe van gantsch West-Indien, die wy, door hulpe des Hoogh-gheleerdenDoctoris Paludani, daer by ghevoeght hebben: Soo heb ick my nochtans, int mijne selfs, soo niet connen vernoeghen, als wel, in de teghenwoordighe verclaringhe, van de naestgeseyde Landen, die wy V.E. hier mede seer danckelijcken voordraghen, bemerckende in alle stucken des Schrijvers voornemen in dien hoogher ghenomen, cierlijcker vervaet, ende scherpsinnigher uytghevoert te zijn, dan mijn oeffeninghe ende gheringh verstandt bedroech, ofte noch soude bedraghen, ....
Tiele schreef in zijn Mémoire (1867) op grond van deze woorden de Beschryvinghe geheel aan Paludanus toe. Later schijnt hij echter te hebben ingezien, dat dit niet juist was; immers in de inleiding tot de Engelsche uitgaaf van het Itinerario (1885) - de vertaling in onze uitgaaf dl. I, blz. XXII - schrijft hij: ‘Deze berichten .... werden gecompileerd met de hulp van Paludanus’. De onpersoonlijke uitdrukking ‘werden gecompileerd’ laat in 't midden wie dan de schrijver mag geweest zijn. En toch spreekt Linschoten duidelijk van de beschrijving van West-Indië als ‘'t mijne selfs’ in tegenstelling tot het werk van Acosta. Hiervan is hij eenvoudig de vertaler; we mogen dus wel aannemen dat hij van de Beschryvinghe de auteur zelf is.
Van welken aard is dan de samenwerking geweest tusschen Linschoten en Paludanus? Voor het Itinerario, waar telkens eene ‘Annotatio Paludani’ precies wordt aangeduid, en zelfs met andere letter gedrukt, is dit heel duidelijk. Voor de Beschryvinghe moeten we het uit het werk zelf opmaken. Het blijkt overtuigend uit de woorden zelve dat de Beschryvinghe van Africa geheel het werk van Paludanus is; herhaaldelijk verwijst hij daar naar de voorwerpen in zijn naturalien-cabinet; men kan dit of dat ‘by my sien’ of ook wel in den derden persoon ‘mach men by Paludanum sien’. In de Beschryvinghe van America komen slechts enkele zulke mededeelingen voor, en dan uitsluitend in den derden per- | |
[pagina XXVIII]
[p. XXVIII] | |
soon. Nergens voelen wij hem daar als auteur, en wij mogen dit deel van het werk wel persoonlijk aan Jan Huyghen van Linschoten toeschrijven. al erkent deze ook hiervoor de hulp van den geleerden vriend. Waarin die precies bestond, is niet aan te geven; hij zal het plan met hem hebben besproken; ook moeilijkheden die zich bij het werk van compileeren en vertalen voordeden, en heeft misschien ook bijdragen van zijne hand ingelascht.
Hiertoe zullen we niet moeten rekenen de passage, die met afwijkende letter is gedrukt (blz. 18, hier blz. 57), daar hier juist kustbeschrijving en afstanden worden gegeven, en men de hulp van Paludanus eer daar zou moeten zoeken, waar van producten van de landen sprake is.
In hoofdzaak mogen we dus de Beschryvinghe geografisch tusschen de beide auteurs verdeelen, die van Africa aan Paludanus toeschrijven, die van America als werk van Jan Huyghen zelf beschouwen. Op grond van deze scheiding hebben we de bewerking van de uitgaaf verdeeld; die van het stuk van Paludanus heeft Dr. F.W.T. Hunger op zich genomen, die met eene volledige bestudeering van het leven en de werkzaamheid van den Enkhuizenschen geleerde bezig is. Hij geeft hierachter eene inleidende korte levensbeschrijving van hem, daar eene eigenlijke biographie nog niet is geschreven; en hij geeft bij de Beschryvinghe van Africa de noodige verklarende aanteekeningen.
|
|