Voorrede
In 1910 verscheen als tweede uitgaaf van de Linschoten-vereeniging het Itinerario van Jan Huygen van Linschoten, uitgegeven door Prof. H. Kern. De beide deelen geven den tekst van het eigenlijke reisverhaal met portret, drie kaarten en vijf platen. Daarbij de inleiding, in 1885 door P.A. Tiele geschreven voor de Engelsche uitgaaf van de Hakluyt-Society, nu in het Nederlandsch vertaald, gevolgd door den herdruk van een opstel van Robidé van der Aa, naar aanleiding van die Engelsche uitgaaf in hetzelfde jaar 1885 in den Nederlandschen Spectator verschenen.
De oorspronkelijke uitgaaf omvat meer dan het reisverhaal. Tiele beschreef als ‘tome II’ het ‘Reys-geschrift’, als ‘tome III’ de ‘Beschryvinghe van de gantsche Custe van Guinea, Manicongo, Angola .... Volcht noch de beschryvinge van West-Indien int langhe.’ De uitgever had eene omgekeerde volgorde bedoeld. Hij geeft dat zeer nauwkeurig aan, en de gedachtengang is duidelijk. Op het reisverhaal, dat zelf de volledige beschrijving bracht van de Indische landen, moest die van Africa volgen, waarover de reisbeschrijving slechts onvolledige mededeelingen gaf, en vervolgens America, dat er buiten lag. Zoo zou het werk een gids worden voor alle werelddeelen. En dan gaf hij als tweede deel het Reys-geschrift waarin alle opgaven betreffende de coersen ter zee zoo volledig mogelijk waren bijeenverzameld.
Deze beide werken, Beschryvinghe en Reys-geschrift, verdienen even zeer een herdruk als het reisverhaal zelf.
De beschrijving van Africa, en van America, nu als Derde deel van de nieuwe uitgaaf van het Itinerario herdrukt, is op zichzelve een boek van beteekenis. Ze bracht aan onze voorouders iets geheel