Ga naar margenoot+Dat 76. capittel.
Van't hout calamba, alias lignum aloes.
Het lignum aloes, datmen in Indien calamba ende paloGa naar margenoot+ d'aguillaGa naar voetnoot2) heet, is meest in Malacca, in't eylandt van Samatra, in Camboja, Syon ende die omligghende contreyen. Die boomen zijn gelijck olijf-boomen, ende oock wel grooter. Alsmense afhout, soo en rieckt het soo wel niet door de groenigheyt,Ga naar margenoot+ want hoe't droogher is, hoet beter rieckt. Het beste ende dat meest riect is het binnenste van't hout. Het eene is beter alst ander, 'twelcke die Indianen terstont weten t'onderscheyden. Het besteGa naar margenoot+ ende fijnste heetmen calamba ende 'tander palo d'aguilla. Om nu te kennen, welcke 'tbeste is, soo is te weten, dat het gheene, dat swaer weeght, hebbende swarte ende bruyne aderen, ende dat veel olye ofte vochtigheyt van hem geeft, 'twelck men erkent by't vier, is het beste, ende ooc hoe het grooter ende dicker is, hoe beter, ende meerder virtuyt heeft.
Van dit hout maecktmen veel costelijcke dinghen, ende heeft een sonderlingen ende precieusen rueck; wort uyter maten veelGa naar margenoot+ gheestimeert, principalijck het calamba; alst goet is, wort dickwils tegen gout ende silver opgewegen. Het palo d'aguilla is naer't calamba in grooter weerden gehouden. Daer is noch een ander palo d'aguilla, 'twelck men noemt aguilla brava ofte wilt aguilla; wort oock seer geestimeert, want die Indianen ghebruyckent om hare bramenes ende heeren met te verbranden, als zy doot zijn; omGa naar margenoot+ dat het costelijck is, soo ist een groote eere, die daer met verbrant wordt, ghelijck die by ons in marmorsteenen graven begraven wort; maer en is niet te ghelijcken in estimatie by't ander palo