| |
| |
| |
Dat 70. capittel.
Van't ambar, mosseliaet ende algallia ofte cyvet.
Het ambarGa naar voetnoot1) meenen sommige te wesen het schuijm vandeGa naar margenoot+ walvisch; ander gelooven, dat het is die vuyligheyt ende drec vande walvisch; etlijcke presumeren te wesen een specie van betumen, dat uyt een fonteijn, die op de gront vande zee is, vloeyt, ende also het ambar boven werpt, doch is te gelooven, dat het geenich van 't eerste is, want waert yet van die dingen, men soude desgelijcx wel dagelijcx veel ambar vinden in dese contreyen, namelijcken aende custe ende zee van Boscayen, daer so groote menighten van walvisschen gevangen worden, maer noijt ambar gevonden is; het waer eer te gelooven, dat het bitumen ofte peck is uyt een fonteijn, ofte yet anders, dat vande gront vande zee op vloeyt ende also boven drijft, aengesien opGa naar margenoot+ sommige plaetsen gevonden wort ende op ander niet. Daert meest gevonden wert ende dagelijcx van daen comt, is byde custe van Soffala, Moçambique, ende aende custe van Melinde ofte Abex; desgelijcx wort somtijts gevonden byde eylanden van Maldiva ende die C. de Comorijn, maer weynigh, ende so gemeen niet als by Soffala en Moçambique. Daer zijn andere, die meenen, dat het is een spongieuse aerde van eenighe bedeckte eylanden, drooghten ofte verborgen clippen, ende duer die cracht vande zee metter tijt in stucken afghesmeten ende opgheworpen wort, ghelijck drijfsteen ofte diergelijcke materie, want wert dickwils gevonden met Ga naar margenoot+stucken al dryvende van 10. 12. ende oock wel van 50. ende 60.Ga naar margenoot+ spannen groot;
affirmeren, datter in Indien ghevonden zijn gheheele eylandekens, twelcke ghemerckt worden vande gheen diese Ga naar margenoot+vonden ende ontdeckten, om daer weder te comen ‖ laden, maerGa naar margenoot+ weder op de selfde plaetsen comende en vonden zy niet. Int jaer 1555. worde gevonden by de C. de Comorijn een stuck van 30. quintalen groot, ende diet vont, meenden, dat het pec was, en vercocht het om weynigh gelt, maer worden int leste bekent ende geestimeert, ghelijck het inder waerheydt was. Oock so comt dickwils die ambar ghemenckt met schulpen ende vuyligheyt vande zee-voghelen, die daer op nestelen. Daer is ambar van coluer graewachtigh, met witachtighe venen ofte aderen duerto- | |
| |
gen; dese is de beste en wert genaemt ambar grijs. Men heeft ooc een soorte, die gheheel swart is, maer en is soo veel niet gheestimeert als die graeuwe. Om te proeven, oft die ambar goet is, so Ga naar margenoot+steecktmen daer een spelde in, ende daer die meeste olye uyt vloeyt, is de beste.
Wordt onder de Indianen veel ghebruyckt vande coninghen ende groote heeren in hare dagelijcse spysen; gebruyckent oock Ga naar margenoot+veel om hare oncuyscheyt te stercken en te vermeeren, desgelijcks in veel fraeye wercken, met mosseliaet, cyvet, benjuin ende ander diergelijcke welrieckende materialen vermengt, waer van Ga naar margenoot+zy fraye appelen ende peeren, met silver ende gout beslaghen, af maken, om te draghen ende aen te riecken, oock inde hechten vande messen, hantvatsels van pongiaerden, die seer net van silver duerluchtigh van fray werck gemaeckt zijn, ende also van binnen gevult met de voorseyde materialen duerschynende. Dese en dierghelijcke wercken zijn seer ghemeen in Indien onder die rijcke ende machtighe van't landt, so Indianen als Portugesen.
Annotatio D. Palud.
Ambarium op Latijn, ambar op Arabys, is een specie van een peck, als den auctuer recht seyt, wt sekere fonteynen in die diepte der zee wesende opgheworpen, 'twelck aen die sonne gestelt wesende terstont verherdet, als andere dinghen, die uyt die zee ghetrocken worden, ghelijck bernsteen ende coral, &c. Dese ambar om haer lieflijcke ruecks wille sterckt zy dat hooft ende dat herte; om haer drooghte verteert zy alle overtollighe boose vochtigheden der maghen; is teghens alle onsuyverheydt ende vuylnisse; helpt den ghenen, die aende vallende sieckte liggen; is goet teghens beswymenisse ende opstyginghe der moeder, inghegheven ende onder ghesteken; in somma is goet allen ouden menschen ende in alle koude affectien.
Het almiscarGa naar voetnoot1) ofte mosseliaet compt van China, ende zijn beestgiens ghelijck vossen ofte cleijn honden, die doot ghesmeten Ga naar margenoot+ende ‖ met slaghen vermorselt worden, ende latense alsoo verrottenGa naar margenoot+ met bloet en vleesch te samen, ende snydense daer naer also in stucken, met het vel, vleesch ende bloet onder een; maken daer van't vel boerskens, die int rondt toe naeyende, die also vercoft ende vervoert worden. Dese boerskens zijn ghemeenlijck van een once swaer, van Portugesen paposGa naar voetnoot2) ghenaemt; dan die rechte papos ende goede oprechte mosseliaet zijn die ballen ofte tes- | |
| |
ticulos van dese beestgiens; d'ander, hoewel zy oock voor mosseliaetGa naar margenoot+ passeren, en zijn nochtans so goet niet als die testiculos, waerom die Chynen (die in alle hare handelingh lustighGa naar voetnoot1) zijn) dese boerskens altemael rondt maken, op de maniere vande testiculos, om also 't volck daermede te bedrieghen ende te ghewilligherGa naar margenoot+ te maken om te coopen.
Dit beestgien heeft een wonderlijcke natuere ofte kennisse, te weten wanneert ghejaeght wort, ende siende niet langer te moghen ontloopen, so neemt het zijn testiculos tusschen zijn tanden ende bijtse af ende worptse daer heen, ghelijck oft het wilde segghen: ist u daerom ghegaen, daer zijnse, ende ter wylen dat denGa naar margenoot+ jagher besich is om die op te rapen, so ontloopt hy't somtijts ende wint daer het leven met. Die Chynen zijn seer bedrieghelijck om 't mosseliaet te vercoopen, want doen daer veel valsigheydt in, vullense somwylen met ossen ende coeyen lever, ghedrooght ende gestooten, ende dat met mosseliaet ghemenckt, ghelijckmen daer daghelijcx by experientie veel vint, alsmense ondersoect. Als die mosseliaet bynaer verdorven ende haren rueck verloren heeft, soo neemtmense uyt het balleken endeGa naar margenoot+ stootse wel cleijn in een mortier, ende daer naer een weynigh nat ghemaeckt met wat pisse van een kindt ofte joncxken, ende also ghedaen in een looden potgien, ende wel toeghestopt, sal terstont weder goet werden, so daer eenige cracht en vigeur in gebleven is.
Annotatio D. Palud.
Andere zijn van opinie, dat muscus groeyt op sekere tyden des jaers ontrent den navel van een beestken, op maniere als een geswel. Die bleeck geele is die beste; zy sterct het bevende coude herte ende alle ghebreken des selfden, ghedroncken ofte opgheslockt; zy suyvert die witte plecken der oogen; zy verdrooght die vochte catarnenGa naar voetnoot2); zy sterckt dat hooft ende gheneest veroude hooftpyne, uyt fluymen oorspronc hebbende.
Die algalliaGa naar voetnoot3) ofte cyvetGa naar voetnoot4) is oock veel in Indien, te weten in Ga naar margenoot+Ben ‖ galen, maer om datse haer valscheyt ende bedriegerye nietGa naar margenoot+ en connen laten, so en isse niet seer goet noch gheestimeert, overmidts dat zyse altoos mengen met olye, sandt ende ander vuyligheydt ende stof om veel gewichts te hebben, waerom gantsch on- | |
| |
sien is; maer die beste cyvet comt vande MynaGa naar voetnoot1) ende custe van Ga naar margenoot+Guynea, die seer schoon ende goet is. 'tIs het sweetGa naar voetnoot2) vande catten, diemen heet algallia oft cyvet catten, die dickwils in Spaengien ende ooc herwaerts over levendigh ghebracht werden, ende om dat sulcx genoegh notoir ende openbaer is, so willen wy't Ga naar margenoot+hiermede concluderen ende voorts varen in andere specien, cruyden ende materialen van Indien.
Annotatio D. Palud.
Cyvette groeyt in die uyterste borsekensGa naar voetnoot4) van een beestken, dat hier af zijn name heeft een cyvet-katte, ende is, gelijck Huyghens wel recht seydt, ghelijck sweet, ontrent het eijnde deser dieren groeyende, van heete ende vochte cracht. Dit, ghestreken wesende in die navel der vrouwen, gheneest die opstyginghe van die moeder; het verweckt oock de vrouwen haren lust.
|
-
voetnoot1)
- Van Arab. ‘'anbar’; Dozy - Engelmann, Glossaire, p. 88; vgl. Mahn, Untersuchungen, pp. 61 vgg. Over Amber, Port. ‘ambre’ spreekt Orta, I,46,sqq., waaruit veel is overgenomen.
-
margenoot+
- Amber comt vande custen van Soffala ende andere plaetsen. Waer dat den ambar van daen comt.
-
margenoot+
- Int jaer 1555. werden een stuck amber gevonden by C. de Comorijn van 30. quintalen groot, ende 'twerde vande vinders onwetende voor peck vercoft.
-
margenoot+
- Menigerley amber van verscheyden colueren.
-
margenoot+
- Amber is goet om de oncuyscheyt te bevorderen.
-
margenoot+
- Veel dinghen van amber, met ander cruyden ghemenght, lieflijck om te ruycken.
-
margenoot+
- Gedaente vande dierkens, die het muscus voortbrengen. De muscus dierkens smijtmen doot ende laetse verrotten, 't welck dan de muscus is.
-
voetnoot2)
- Zoo genoemd wegens het fatsoen, gelijkende op een ‘papo’, vogelkrop.
-
margenoot+
- Natuere vande muscus dierkens ende listicheyt om de jagher te bedrieghen.
-
margenoot+
- Remedie van verdorven muscus goet te maken.
-
voetnoot2)
-
Waarsch. voor catarrhen. Eng. vertaling (II p. 95): ‘it dryeth moist catharres’.
-
margenoot+
- Cyvet wert seer vervalscht vande Indianen, ende daeromme niet geestimeert.
|