Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk
(1956)–Jan Huyghen van Linschoten– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
Ga naar margenoot+Dat 54. capittel.
| |
[pagina 80]
| |
carabeli, in Malayo bolunbaGa naar voetnoot1) ende van die Persianen chamaroch. Wast op ‖ boomen gelijck queappel-boomen; die bladeren wat grooterGa naar margenoot+ ende langer hebbende als onse appel-boomen; seer groen ende bitter van smaeck, met cleyne bloemkens, uyt vijf bladerkens bestaende, uyt den witten roodtachtigh, van gheen sonderlinghe ruecke, maerGa naar margenoot+ lieflijcken om 't aenschouwen, ende van smaeck ghelijck zurckelGa naar voetnoot2). Die vrucht is gelijck een groote hondts-beyGa naar voetnoot3) langhachtigh, geel ende ghelijck in 4. deelen verscheyden, die groefkens wat diep ingaende ende die vruchten vercierende, in 't midden hebbende eenighe cleyne saykens, die om der suerigheyts wille lieffelick zijn om te eeten. Dese vrucht wordt in suyker gheconfytet ende vele in die medicynen ende in spyse ghebruijckt. Die rype worden ghegheven in heete cortsen, in de plaetse daer wy hier gebruijcken syroop van azijn. Die Canarijns ghebruijcken het sop met andere medecynen, daer wassende, vermengt, om colueren daer af te maken, plecken van die ooghen daer mede af te doen. Costa schrijft, dat hy een vroevrouwe in Indien ghekent heeft, welcke dese vrucht, ghedrooght ende ghestooten tot een poyer, met bladeren van betele ghebruijct om den volgerGa naar voetnoot4) ende doode vrucht af te dryven. Dese vruchten worden oock in peeckel ghemaeckt, om datse aenghenaem van smaeck zijn en lust tot eeten verwecken. Ga naar margenoot+Daer zijn noch ander fruyten, als brindoijns, durindoisGa naar voetnoot5), iamboloens, mangestainsGa naar voetnoot6) ende ander dierghelijcke fruyten, maer om datse van weynighe estimatie zijn, so en dunckt my niet noodigh, daer van in 't besonders te schryven, dan van dese twee. Annotatio D. Palud. | |
[pagina 81]
| |
Annotatio D. Palud. Daer is ooc een fruijt gecomen uyt Spaensch Indien, gebracht Ga naar margenoot+over die Philippinas ofte Lusons nae Malacca, en van daer naGa naar margenoot+ Indien; is ghenaempt papaiosGa naar voetnoot3). Heeft by naest het fatsoen van een meloen, vande groote van een vuijst, ende en wil niet wassen dan twee boomen by malkanderen, te weten manneken en wijfken,Ga naar margenoot+ ende het manneken vande boomen en gheeft gheen vrucht, dan alleenlijck het wrjfken; ende als zy van malkanderen ghescheyden zijn, so en heeftmen daer geen vruchten met allen af. Is eenen boom van een mans lenghte hoogh, met groote bladen. Dit fruijt worde in't eerste veel geestimeert om die vreemdigheyt, maer en makender althans geen werck af. Men heeft ooc in Indien sommige vijghboomen van Portugael, doch en gheven sonderlinghenGa naar margenoot+ gheen vruchten, die tot volcomenheyt comen. Oraengieappelen, limoenen, lymenGa naar voetnoot4), cidroenen en cydrenGa naar voetnoot5) en diergelijcke fruyten zijnder duer geheel Indien met groote menichten, ende gaen in goetheyt ende smaeck die van Spaengien verre te boven. Die druyven en zijnder sonderlinghen niet, dan aen sommighe huysen, ghelijck in Nederlandt; niet jeghenstaende tegen Kersmis ende die vasten so comender in Goa druyven van't vasteGa naar margenoot+ landt ende van Ballagatte; worden ghebracht vande Decanijns ende ander Indianen, dan en zijn so goet niet als in Spaengien zijn, ooc weynigh en dier naervenant de goede coop van alle d'ander fruyten. Men vindt ooc in Indien veel meloenen, maer enGa naar margenoot+ | |
[pagina 82]
| |
zijn soo goet niet als in Spaengien, want men eetse ghemeenlijck Ga naar margenoot+met suyker, wilmender eenighe soetigheyt af hebben; maer daer is een ander soorte ghelijck meloenen, diemen heet patecasGa naar voetnoot1) oft angurienGa naar voetnoot2) ofte meloen van Indien; zijn doncker groen van buyten, ende wit van binnen, met ‖ swarte kereltgiens; zijn seer waterachtigh,Ga naar margenoot+ doch hart in 't byten, ende so voechtigh, datmen in 't eeten de mont terstont vol waters krijght, ende is seer soet; zijn uytermaten coel ende ververschen seer, waerom veel gegeten worden nae den noen om te vercoelen. Ga naar margenoot+Comcommeren, radysen zijnder veel in grooter menighten, ende koolen, maer soo goet niet als in Europa, want die kool en comt nimmermeer in volcomen wasdom en toeghesloten, maer alleenlijck die bladeren open. Men heefter ooc sommigh salaet, maer weynigh. Allerhande kruyderen, te weten daermen hier te lande groen warmoes af maeckt, en isser sonderlinghen niet, oock seer weynighe welrieckende kruyderen ende bloemen, ghelijck als Ga naar margenoot+roosen, lelien, rosemareijn en dierghelijcke soorten van bloemen en planten en zijnder geen, doch hebbender sommighe roosen ende roosemarijn, maer van weynigh rueck. Die velden en hebben gants gheen bloemen altoos, dan anders niet als louter gras, te weten inden winter, alst reghent; want des somers ist al afgebrant vande hitte vande son. Daer zijn alleenelick sommige bloesemen Ga naar margenoot+van boomen, diese het gheheele jaer duer hebben, met naeme fulleGa naar voetnoot3); dese ruecken seer wel, ende die vrouwen smytense ghemeenlijck onder het lywaet ende kleeren om goeden rueck te gheven; makender oock snoeren af ende draghense om den hals, ende stroyense inde bedden, want zijn uytermaten vriendinnen van welrieckende dinghen. Ander soorten van welrieckende bloemen ende kruyderen, diemen in Europa in duysent soorten ende manieren vint, en zijn in Indien sonderlinghen gants gheen, ende maeckt haer dickwijls begheerigh ende oock verwondert, alsmenGa naar margenoot+ | |
[pagina 83]
| |
haer vertelt vande welrieckende kruyden ende bloemen van dese landen. By dese naervolgende conterfeytsels machmen sien het fatsoen ende ghelijckenisse van die vruchten, te weten van iaacka, annanas, mangas, cagius, iambos, welcke zijn die vijf principaelste ende geachtste fruyten van Indien, want d'ander zijn van kleijnder estimatie; desghelijcks de gember, ghelijck als zy wast, waer van wy op een ander plaets sullen mentie maken onder die speceryen ende drooghe warenGa naar voetnoot1) van Indien, alle die welcke zijn nae 'tleven uytgheworpenGa naar voetnoot2), hoe wel dat die bladeren niet effen ghelijck en zijn met die aderen ende venen gheproportioneert, ghelijck die inder daet zijn ende vande medecynen ende herbaristenGa naar margenoot+ ghedaen worden, maer ‖ hebbe alleenlijck willen bethoonen die figueren ende wasdom van fruyten, gelijck ick die ghesien ende ghenuttight hebbe. |
|