1. | Zoveel mogelijk zal elke Zee- of Landreis, dan wel Landbeschrijving, afzonderlijk worden uitgegeven. Slechts bij al te geringe omvang van een dezer, kan een andere tekst toegevoegd worden aan de uitgave; deze toe te voegen tekst moet evenwel aansluiten in onderwerp, of de hoofdtekst aanvullen. Grote teksten worden in meer dan één deel gesplitst. |
| |
2. | Voor elke uitgave wordt den bewerker als eis gesteld: dat zij bevat als Inleiding een korte Biografie van den schrijver van 't reisverhaal; een uiteenzetting van de Aanleiding tot de reis; en een Bibliografie van eventuele vroegere drukken van het reisverhaal; voorts opheldering in de vorm van Noten onder de tekst daar waar de tekst opheldering vereist, en een Register (of Registers), benevens een lijst van geraadpleegde werken met plaats en jaar van uitgave aan 't slot. |
| |
3. | De bewerker heeft vrijheid, in zijn Inleiding het resultaat van een reis ook te beschouwen in zijn verband met later ondernomen reizen naar dezelfde streek of streken. |
| |
4. | De noten onder de tekst moeten sober blijven, en niet vervallen in uitweidingen. Is er echter bepaalde noodzakelijkheid om dieper in te gaan op het een of ander gedeelte van de tekst, dan mag dat geschieden in een Bijlage achteraan. Ook hier echter blijft soberheid plicht. |
| |
5. | De tekst zelf moet met de grootste nauwkeurigheid herdrukt worden naar de beste oudere uitgave, c.q. nauwkeurig gedrukt naar het handschrift, dat voor de uitgave dient, met inachtneming van de Regels voor het uitgeven van historische bescheiden, uitgegeven door het Historisch Genootschap in 1948. De originele paginatuur van die standaarddruk, dan wel van het handschrift, wordt in de uitgaven der Linschoten-Vereeniging tussen grote haken [ ] doorlopend mede-opgenomen. |
| |
6. | Als algemene regel geldt, dat de tekst onverkort wordt herdrukt. Uitlatingen zijn slechts dan veroorloofd, als het iets geheel onbelangrijks geldt. De bewerker moet dan echter in een noot toch rekenschap geven van wat hij wegliet. |
| |
7. | Indien er voor de kennis van een bepaalde Zee- of Landreis behalve de aan de druk ten grondslag gelegde tekst, in archieven of bibliotheken nog andere bronnen bestaan, moeten deze bij de uitgave gebruikt en (indien nodig) in inleiding, noten of bijlagen verwerkt worden. |
| |
8. | Het opnemen van kaarten en platen wordt aan den bewerker overgelaten, in overleg met de Commissie van voorbereiding. |