Amarillis
(ca. 1713)–David Lingelbach– Auteursrechtvrij
[pagina 12]
| |
GALATHE'.
Ach Amaril! hoe kan dat weesen?
AMARIL.
Dat speurt gy wel aan myn gelaat.
SILVIA.
Neen, gy zult vroolijk derwaarts gaan,
Want ider Harder bid uw aan.
Elk volgt u schoon gy vliet,
Maar ach! ons acht men niet.
GALATHE'.
Myn Koridon is voor my schuw,
Maar Amarillis niet voor uw.
AMARIL.
By Ceres 'k zal uw kwaalen stelpen.
GALATHE'.
Zult gy ons in ons lyden helpen?
AMARIL.
Ach wat vermag de Min God niet,
Wanneer hy onze ziel gebied?
Ik die nooyt wilde voor zyn krachte my versetten,
Moet ook luysteren na zyn wetten.
SILVIA.
Ach kost Amintas uw bekooren.
AMARIL.
Gy zult het hede hooren
Wie ik bemin
Met hart en zin.
Verban dan uw verdriet,
Ik min, maar uwe Harders niet.
SILVIA.
Ach! Ceres wil 't u eeuwig loonen.
AMARIL.
Ik zal uw verder gunst betoonen.
Gy zult uw Koridons, en gy uw Damons min,
Zo 't in myn magt is, haast genieten na uw zin.
| |
[pagina 13]
| |
SILVIA.
Ach hoe zalig zou het weezen,
Zoo elk kreeg die hy bezint;
Nu is vreugd vermengt met vreezen,
Elk is in zyn lot noch blint.
|
|