Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4
(1883)–Mark Prager Lindo– AuteursrechtvrijFragment van een historischen roman.
| |
[pagina 375]
| |
wereld, bij het droevige licht van eenige fakkels, voor eene kleine veldtafel bedekt met kaarten, bezig aan Berthier, den chef van zijn staf, zijn bevelen te geven voor den naderenden slag tegen de geallieerden, wier troepenmassa's, met den rug steunende tegen Caïro, met het front twee rotten diep, eene linie bedekken van negen en veertig vierkante mijlen in omtrek. Napoleon is zoo gekleed als wij hem gewoonlijk afgebeeld zien; - de keizerlijke kroon is in zijn reiszak gepakt en den purperen, met gouden bijen geborduurden mantel gebruikt hij alleen als chambercloak. Zijn driekanten hoed rust majestetisch op het hoofd van een in een hoek staande mummie, en de ster van het legioen van eer schittert op zijne borst. ‘Zie hier,’ zegt Napoleon, ‘Ampère is thans bezig met een boog van den meridiaan van Parijs, welken hij op mijn bevel expres daarvoor medegenomen heeft, - het kostte mijn braven grenadiers wat moeite om de zware kist door het zand te sleepen! - den gemiddelden afstand te berekenen tusschen den linkerguide der flankeurs van de zware artillerie en de achterhoede van de Russische marine te paard. De genie is bezig om eene ladder voor Arago te vervaardigen, die de poolshoogte van de keurbenden der Turksche infanterie zal meten, - en als ik beide opgaven heb, zal de slag beginnen. Caulincourt neemt dan, zoodra ik het teeken geef, 120 stukken getrokken geschut, - de Armstrongs, die wij te Albufera op het trouwelooze Albion veroverd hebben, - en ijlt zoo hard als zijn dromedarissen loopen kunnen, om positie te nemen buiten pistoolschot van het linkercentrum van den vijand, van waar hij een verwoestend vuur richten moet op de zandheuvels in onze achterhoede, die aldus tegen een overval der lichte cavalerie gedekt, zich deployeeren moet in aanvalskolonnen en in den stormpas, in carré's staande, een frontaanval doen op den achter het centrum staande rechtervleugel van den vijand. Inmiddels - ha! Welkom hier, mijnheer de Hertog van Kleef en Berg,’ brak de keizer af, met een vriendelijk knikje tegen den reusachtigen Murat, die, met de beide eerste vingers van de rechterhand aan de prachtige schako met de golvende pluim, in stijve militaire houding voor zijn keizer stond. Deze monsterde welgevallig de krijgshaftige gedaante. Laten wij dit ook doen eer wij onderdanig des grooten veldheers woorden verder opteekenen. Murat droeg een huzaren dolman, met goud geborduurde panden en rood met groen afgezette lussen. Zijn pantalon was nauwsluitend en van wit casimir, rijk met edelgesteenten ingelegd, evenals zijn vuurroode kaplaarzen. Een revolver van onschatbare waarde hing aan zijn bandelier en de Turksche sabel stak in eene scheede van lichtblauw satijn, met smaragden en emerauden versierd. Lang rustte des keizers oog goedkeurend op deze heerlijke verschijning, daarop hervatte hij gemeenzaam, hem bij het oor trekkende: | |
[pagina 376]
| |
‘Comment cela va-t-il?Ga naar voetnoot1) Zie hier,’ ging hij voort, zonder op het ootmoedige antwoord te wachten. ‘Berthier heeft al de eerste beschikkingen opgeschreven; - ik wilde hem juist uitleggen wat gij te doen hadt heden. Duroc!’ En hij wendde zich tot den prachtig uitgedosten Mameluk achter zijn stoel staande, ‘geef zijne hoogheid een stoel!’ De neger grijnsde en liet de witte tanden zien bij dit ongewone blijk van genade, dat Napoleon aan zijn lieveling bewees; - Berthier verbleekte van nijd, en toen de verlegene cavalerist, die niets meer dan de woorden ‘Sire! Sire!’ had kunnen stamelen, plaats had genomen op de punt van den stoel, ging Napoleon voort. Maar waartoe zijn woorden hier herhalen? Iedereen kent de meesterlijke beschikkingen voor den slag der Pyramiden, die de schande van de nederlaag in Rusland uitwischte; iedereen weet, hoe achtereenvolgens de Turksche, Russische, Engelsche en Pruisische troepen op de vlucht geslagen werden, en eerst onder de muren van den toren van Babel weder de ellendige overblijfselen van hunne legermacht konden verzamelen. Ieder weet, hoe dien nacht, de diep vernederde keizer van Oostenrijk bij het bivakvuur van den overwinner den vrede afsmeekte, die kort daarop te Weenen gesloten werd, en hoe van het slagveld, onder de kalme oogen van de groote Sfynx, Napoleon het decreet schreef, dat het geslacht der Bourbons van den Spaanschen troon vervallen verklaarde. Keeren wij dus tot ons eenvoudig verhaal terug. De dag was voorbij; keizer Frans was, op bevel van Napoleon, geblinddoekt en onder sterk geleide tot een der voorposten gebracht, vergezeld door Talleyrand, die in last had, hem te doen begrijpen, dat Napoleon alleen voor den schijn tot den Mahommedaanschen godsdienst was overgegaan, en zich gereed verklaarde de reeds zoo herhaaldelijk aangebodene hand van Maria Theresia aan te nemen. De keizer zelf was bijzonder goed geluimd. Hij stond zich te warmen bij het helder schitterend vuurGa naar voetnoot2) en schertste met zijne omgeving, terwijl hij schitterende belooningen uitdeelde. ‘Ik benoem u, Jozef,’ zeide hij achteloos, alsof het niet der moeite waard ware, ernstig daarover te spreken, ‘tot koning van Spanje. Jerôme zal de kroon van Westfalen dragen. Gij, Eugène, maak ik, ad interim,’ en hij legde veel klem op deze woorden. ‘tot koning van Rome. Bernadotte zal kroonprins van Zweden worden, en ik ben er over denkende, om Talleyrand tot Sultan van Egypte te benoemen.’ De keizer sprak, wenkte gebiedend met de hand en de gelukkige veldoversten verwijderden zich. Alleen de getrouwe Fouché, | |
[pagina 377]
| |
zijn minister van politie, bleef achter, als had hij den gebieder nog iets mede te deelen. ‘Waar is Murat?’ vroeg Napoleon kortaf. ‘De hertog van Berg heeft de week,’ hernam Fouché schamper ...... ‘Mijn spionnen hebben mij juist gemeld, dat Zijne Hoogheid, steeds op den voet gevolgd door den onbekenden jongen dragonder-officier, dien hij tot zijn adjudant benoemd heeft, den staldienst deed, in de pas veroverde cavalerie-kazerne te Cairo.’ ‘'t Is goed,’ zeide de keizer. ‘Ik ben over uwe waakzaamheid tevreden; - laat u door mijn schatmeester Necker twee millioen uitbetalen. Een derde millioen wacht u zoodra mij de naam van Murat's gunsteling bekend is.’ ‘Sire!’ stamelde de vreugdig verraste. ‘Maar laat ik mijn genadigen keizer nog eene bede doen en de getrouwste mijner trawanten -’ ‘Spreek!’ gebood de keizer. ‘Stel u, Sire, niet alzoo roekeloos bloot! Het geheele leger ligt in diepen slaap gedompeld. De schildwachten slapen, op uw bevel, na den vermoeienden strijd. Vergun mij dezen nacht slechts een vijftig duizend man onder de wapenen te houden; - dan sta ik borg voor uwe veiligheid!’ Napoleon glimlachte goedig. ‘De zon van Austerlitz waakt over mijne nachtrust,’ sprak hij. ‘Ga heen, ik ben gerust!’ Fouché schudde bedroefd het hoofd, - maar waagde geen tegenspraak, en zich met de rijk geborduurde mouw eene traan van aandoening uit het oog wisschende, begaf hij zich naar zijne tent om zijn rapport voor den volgenden morgen gereed te maken. | |
II.
| |
[pagina 378]
| |
luitenant, toen hij, op eens wakker wordende, zijn geliefden veldheer over zich gebogen zag. Hij greep diens van diamanten stralende vingers, drukte er de lippen op, sprong vlug ter been en stelde zich in positie. ‘De paarden zijn gepoetst,’ sprak Murat. ‘Wij zijn nu vrij. Wij kunnen gaan.’ De wacht kwam onder de wapens, de trommels roffelden en Murat, licht groetende, gevolgd door zijn jongen adjudant, verliet de stallen. Zwijgend vervolgden beiden hun weg, tot zij, buiten de voorposten van het Groote Leger gekomen, eene liefelijke oase in de zandwoestijn bereikten, waar de overhangende takken van de met ontelbare vrachten beladene kokosboomen, met myrthen en dadelpalmen afgewisseld, over een helder kabbelend beekje hingen, aan welks oevers beiden zich in de koesterende stralen van de vollemaan nedervlijden. ‘Zie zoo, mijne eeuwig beminde,’ sprak Murat, den krachtigen arm slaande rondom de tengere gestalte, die aan zijne zijde rustte. ‘Laten wij nu de kostbare oogenblikken genieten, - de weinige uren van vrijheid die ons vergund zijn!’ ‘Ach, Murat, mijn eenig aangebedene krijgsheld!’ zuchtte de versmachtende stem van den gewaanden luitenant, ‘wanneer zal het oogenblik gekomen zijn, dat deze vermomming onnoodig wordt; - soms word ik moedeloos als ik denk aan onze toekomst!’ ‘Eer Murat den moed verliest,’ riep de driftige krijgsman, met de hand aan de sabel slaande, ‘moet het heelal begraven worden onder de instortende puinhoopen van dezen nietigen aardbol!’ Trotsch en gerustgesteld zag de zwakke gestalte naast zijne zijde tot den fieren Hertog op. ‘Murat,’ glimlachte zij teeder, ‘zóó bemin ik u! Zoo zijt ge werkelijk onweerstaanbaar!’ ‘Dat weet ik wel, beminde mijner ziel,’ hernam de Hertog, met een gepast gevoel van eigenwaarde, ‘daarom niet getreurd!Ga naar voetnoot1) Heden is de vijand verslagen; - morgen zal de keizer bij goede luim wezen en wat Fouché betreft - maar stil! Wat verneemt mijn geoefend oor?’ Murat wierp zijne schako neder, legde het oor in het dikke zand en luisterde eenige oogenblikken onafgebroken, terwijl zijne gezellin in gespannen verwachting de enkele woorden hoorde, die hem ontvielen. ‘Een, - twee, - drie, - ja, drie batterijen zware cavalerie! Gevolgd - neen! - Voorafgegaan door 14 eskadrons lichte huzaren! Wat beteekent dat? - Ha! - Ik begrijp het!’ Hij vloog van den | |
[pagina 379]
| |
grond op, gunde zich nauwelijks den tijd met den zakkam zijn golvende lokken uit het gezicht te strijken, wierp een vluchtigen blik in het spiegeltje in den bol van zijne schako vastgemaakt, greep zijne geleidster bij den arm, en haar in het oor fluisterende: ‘Het lot van de wereld hangt van onze vastberadenheid en vlugheid af!’ sleurde hij haar weder mede door de voorposten heen naar de stallen. Om dáár aangekomen den zadel op het paard te werpen, voor zich en zijn adjudant, om zelf de vergulde schabrak om zijne schouders te hangen, was het werk van één oogenblik, terwijl hij onmiddellijk de stalwacht liet opzitten en aan het hoofd van die weinige getrouwen, steeds door zijn adjudant gevolgd, ventre à terre wegreed. Eenige uren afstands waren spoedig afgelegd door de vlugge ruiters, en geen woord werd gesproken. ‘Halt!’ donderde Murats krachtige stem, en als eene steenmassa, onbeweeglijk, gericht als met een liniaal, stond de kleine bende te midden der woestijn. ‘Het maanlicht begunstigt onze onderneming,’ riep Murat verheugd. ‘Een ieder stelle zich op in zijne eigene schaduw! zoo gij het leven, - en wat nog meer waard is, de eer bemint, zwijgt en verroert u niet tot ik u nadere bevelen geef!’ De vrij ingewikkelde beweging door den geliefden veldheer voorgeschreven, werd in de diepste stilte door de kleine keurbende uitgevoerd, aan welker spits Murat en zijn adjudant zich plaatsten. Men had slechts een oogenblik gewacht, toen in de verte een zwarte punt zich aan den horizon vertoonde, waarop Murat, met het lorgnon in het oog, onafgebroken staarde, terwijl het langzamerhand aangroeide en eindelijk zich vertoonde als eene donkere cavaleriemassa, eenige vierkante mijlen in omtrek, welker zware hoefslagen, terwijl zij voortrukte, dof door de woestijn dreunden. Aan het hoofd daarvan reed op een pikzwarten schimmel een grijze krijgsman, zwijgend en brommend over den langen weg, welken hij afleggen moest eer hij den Franschen keizer overvallen kon. ‘Pijpenmeester,’ riep maarschalk Vorwärts, ‘ik wil weer rooken!’ Eene donkere gestalte vloog uit de gelederen, overhandigde de reeds aangestoken pijp aan Blucher en wilde zich juist weer eerbiedig verwijderen, toen snel als de wind, met den kreet van ‘vive l'Empereur!’ eenige donkere gestalten voorbijvlogen, rechts en links vreeselijke sabelhouwen uitdeelende en zich een weg banende midden door de vijandige kolonne. Tevergeefs, helaas, was de wereldbekende Duitsche onversaagdheid en vaderlandsliefde. Als een scherp mes door een pond boter, drong Murat, dank zij zijne meesterlijke tactiek, van het hoofd tot de achterhoede der colonne door, - aldus de dichte massa, | |
[pagina 380]
| |
volgens Napoleons vechtwijze in tweeën deelende, - maakte daarop rechtsomkeert, met zijne kleine bende, en zigzagswijs de colonne doorhakkende van de achterhoede tot het front, waren de overvallen Duitschers, op dezen verraderlijken aanval niet voorbereid, reeds in de grootste verwarring, toen Murat, steeds op den voet door zijn adjudant gevolgd, weer in Bluchers's nabijheid kwam. ‘Mijn veldheer,’ smeekte Gneisenau, die naast Blucher reed, ‘laat de tamboers den aftocht blazen! Het geheele Fransche leger is reeds op de been. Wij moeten terugtrekken!’ ‘De overwinning of den dood!’ schreeuwde Blucher, de pijp tusschen de tanden klemmende en rechtstreeks op Murat toesnellende, dien hij met één slag neergehouwen zou hebben, indien des Hertogs adjudant den stoot niet meesterlijk gepareerd had. Toen ontstond een woedend tweegevecht tusschen de beide grootste veldheeren van hun tijd. Bluchers pijp vloog in stukken, Murats wapperende pluim werd middendoor gehakt, - en zijn arm begon vermoeid te worden en niet meer bestand te zijn tegen Duitsche spierkracht en Duitsche behendigheid, toen Ney, van de voorposten aansnellende, op het geluid van het gevecht, een van de 60-ponders, die hij medegesleept had, met wonderbaarlijke koelbloedigheid op Blucher richtte. Maar de hand en het oog, die te Toulon zulke wonderen verricht hadden, waren niet meer zoo vast en zoo vaardig als vroeger. Het schot viel, maar de kogel raakte alleen des Duitschen veldheers paard. Het edele dier verhief zich voor het laatst met reuzenkracht, sprong met de vier beenen in de lucht, hoog in de lucht over den verbaasden Murat heen, en stortte dood neder onder Blucher, die met moeite door de thans terugtrekkende ruiterschaar gered werd. Vele Duitschers waren weder voor hun vaderland gesneuveld; - maar de Franschen, toen zij vóór Napoleons bivakvuur verschenen, vanwaar de groote keizer, zonder van zijn stoel op te staan, het gevecht had waargenomen, brachten ook geen één gevangene mede. ‘Murat,’ zei Napoleon, toen deze, door zijn adjudant gevolgd, voor hem verscheen, ‘ik ben over u tevreden. Zend mij morgen een rapport van diegenen van uw peleton, die zich het meest hebben onderscheiden. Uw adjudant zal ik zelf beloonen. Luitenant, treed nader!’ Met knikkende knieën trad Murat's geleider voor. Napoleon nam echter het grootkruis van het legioen van eer van zijne eigene borst en speldde het op het kloppende hart van den jongeling. ‘En nu uw naam?’ vroeg de keizer gebiedend. Murat en zijn adjudant wierpen zich beiden op de knieën voor Napoleon, die verrast twee passen achteruit trad, de armen op de borst kruiste en met sombere blikken hen monsterde. ‘Ha, wat beteekent dit?’ vroeg hij streng. ‘Sire, vergiffenis!’ smeekte Murat. | |
[pagina 381]
| |
‘Sire, genade!’ smeekte de onbekende. ‘Wie zijt gij?’ luidde het bevel van den keizer. De adjudant nam de schako van het hoofd, schudde de golvende lokken uit en 's keizers hand vattende en tot hem opziende, stamelde de beeldschoone vrouw: ‘Sire, - herkent ge me niet? Uwe lievelingszuster - Ca-ro-line?’ ‘Genade, mijn keizer!’ steunde Murat. ‘Wij zijn wel schuldig, maar geen verraders! De onoverwinnelijke macht der liefde heeft ons verder gesleept dan wij wel wilden! - Genade! - Genade! - de Fransche dominee te Alexandrië heeft ons, dadelijk na de bestorming dier stad, door de banden des huwelijks vereenigd!’ ‘Ha!’ riep de keizer. ‘Is dat de wijze waarop de paus zich bij de bepalingen van het concordaat houdt? - Is dit de wijze waarop mijn maarschalken mij behandelen? Gelooven zij gerechtigd te zijn, mijn zwagers te worden? Wist gij niet Murat, wist gij niet, Caroline, dat slechts een gekroond hoofd naar uwe hand zou mogen dingen?’ De beide schuldigen lieten het hoofd hangen en waagden geen woord uit te spreken. Eene korte stilte volgde en toen vloog er een van die wonderbaarlijk liefelijke glimlachen over het gezicht van Napoleon, die hem steeds zoo onweerstaanbaar maakten. ‘Ik zou u beiden kunnen laten fusilleeren, zeide hij zacht; ‘maar ditmaal zal ik u genade schenken. Waagt het echter niet weder zoo iets te doen! - Murat, mijn zwager, Caroline, dierbare, veelgeliefde zuster, staat op, komt aan mijn kloppend hart, - erkent dat de groote keizer ook mensch weet te zijn; - eer hij echter u, Murat, omhelzen kan, moet gij een hoogeren rang bekleeden dan nu; - sta op dus, Koning van Napels!’ Een daverend hoera klonk door het leger, dat in sprakelooze spanning dit aandoenlijk tooneel aanschouwd had. ‘Leve de Keizer! Leve de Koning van Napels!’ riepen vijfmaal honderdduizend veteranen als uit éenen mond, - terwijl Murat de schoone Caroline aan zijn hart klemde en Napoleon zegenend de handen over beider hoofden uitstrekte. |
|