Ieder gevangene krijgt op deze wijze een uur lucht per dag; hij wordt genoegzaam gevoed en beziggehouden en lijdt geen gebrek aan toespraak van stichtelijken en heilzamen aard.
Enkelen verrichten zelfs, echter steeds zorgvuldig van allen omgang afgezonderd, wat huiselijk werk; maar stilte en eenzaamheid is hun ten strengste bevolen. Daarin bestaat de straf, - en hoe ze werkt, ziedaar de groote, groote vraag.
Voor den eenigszins ontwikkelde moet de eentonigheid, de algeheele afzondering het zwaarst te dragen zijn; maar hij heeft lectuur, vindt werk zoo veel hij wil, lijdt geen gebrek en kan de afwisseling van de godsdienstoefening genieten, die zoo ingericht is, dat de meeste gevangenen, zonder elkaar te zien, den leeraar zelven zien of hooren kunnen, - en voor deze gevangenen is de straf, hoe zwaar ook, draaglijk. Maar - - - wat moet ze wezen voor hem die lezen noch schrijven kan, - en die met minder ontwikkeld instinct, nauwelijks meer ontwikkeld verstand heeft dan het redelooze dier?
De behandeling in de gevangenis is, zonder twijfel, uitnemend; - maar het stelsel zelf?
En hoe moet men de vraag beantwoorden, of niet de meeste booze gedachten in eenzaamheid en stilte uitgebroed worden?
Ik geloof niet, dat men door behulp van welk stelsel ook, de gevangenen, in massa, verbeteren kan in de gevangenis; - maar men kan hen licht slecht maken; - en of het goed is, ten einde hen van anderen af te houden, hen zooveel aan zich zelven over te laten, mag wel betwijfeld worden. De verstandelijke vermogens moeten zoodoende verstompen; - het is een feit dat de veroordeelden al spoedig droefgeestig en zenuwachtig worden.
Hoe kan ook het stelsel even doelmatig werken op menschen van allerlei leeftijd?
Op den lusteloozen grijsaard en het woelige kind?
Hoe zal het kind, dat zich door navolging ontwikkelen moet, iets goeds leeren in de eenzame cel - bezig met erwten uit te zoeken den heelen dag - of ter afwisseling aan het spinnewiel zittende? Zullen geest en lichaam, bij zulk eene leefwijze, niet beide even dwergachtig blijven, - zoo ze niet misvormd worden?
Deze is eene ernstige vraag; de tijd moet ze oplossen, het is echter de maatschappij die den misdadiger moet verbeteren en niet de gevangenis, zooveel is echter zeker: geen stelsel, op de massa toegepast, kan voor elk individu deugen.
Inmiddels heeft men nu de zekerheid dat de misdadiger menschelijk behandeld wordt in al wat zijne lichamelijke behoeften betreft; - het oog in de deur der cel slaat hem lichamelijk dag en nacht gade, en waakt over hem; - maar het is ons niet gegeven dieper te zien, en wat er in het arme hart omgaat, blijft een geheim.