misbare n, in het begin - vliegen voorbij, met in pelzen vermomde dwazen, die zich verbeelden een koel genot te smaken; en nog ongevleugelde schaatsenrijders oefenen zich op de pleinen in de sneeuw en dreigen u voor altijd van eksteroogen te bevrijden, door u den halven voet af te snijden. Nu is het een raadsel voor een mensch, hoe een voerman op eene vigilante kan blijven leven, en hoe ‘zeer gekleede’ dames in de koude het leven niet verliezen.
Nu zitten de rivieren vast, als sommige staatslieden op hun kussens; - alles tot verdriet van het Nederlandsche volk, - en in weerwil van de aangenomen wet, kan men niet doorgaan met de spoorwegen, maar wordt men, met manden vol visch, in stroo gepakt en in ellendige diligences verder gezonden, die nergens op den bepaalden tijd vertrekken, en dus nooit op het bepaalde uur aankomen.
Nu zitten sommige ongelukkigen opgescheept met logeergasten, die voor de feestdagen overgekomen zijn, en nu niet meer kunnen vertrekken, en andere ongelukkigen wachten vrienden tevergeefs.
Thans versuft de mensch als hij den heelen dag achter de kachel zit, en hij keert tehuis van eene wandeling op een steenen standbeeld van zichzelven gelijkende. Nu zuchten hier de afschaffers in stilte naar een glas punch en de onmatigen gebruiken een glaasje extra, op rekening van den winter, die er geen duit om geeft.
Nu worden weder de bals ‘belegd’ en de laatste restjes van half vergane schoonheden worden verwoest; nu ontwaart men weder de glimlachen die aan de onbeduidende woorden beteekenis moeten geven, en openbaart zich het vrouwelijk karakter weder in al zijne lankmoedige lijdzaamheid.
Nu hebben de pleiziertreinen de wijk genomen voor de schietschouwen.
Nu reizen de ooievaars incognito door het onbekende Zuiden en laten de tijgers zich hun huiden afstroopen ten dienste der arresleden.
Nu loopen de hazenwind honden op de bevroren sneeuw op drie pooten, en vele ongelukkige glijdende menschenkinderen beklagen zich dat ze er maar twee hebben. Nu vertellen bluffende vrienden ons van geweldig sterke stukken, die zij in staat zijn in het vak der zwemkunst uit te voeren, en bewaren het verhaal hunner heldendaden als schaatsenrijders tot Juli.
Nu vloeien de winkels over van overschoenen, wollen kousen, prachtjaarboekjes, ijssporen, kachels, bonte petten, vilten zolen, drop en schaatsen; en op de zolders liggen de zomerjassen, de tuinstoeltjes, de zwembroeken, de Baedekers.
Nu komen leesgezelschappen bijeen en schaffen De Gids af om den 32en jaargang van de Iris in de plaats te nemen.