om schrijft hij niet “de dominee's de ergste plaag des levens?” Of “de echtgenoot de ergste plaag des levens?” Hé?’
‘Maar,’ hernam ik, ‘waarlijk, ik weet -’
‘O neen, mijnheer weet er niets van! Natuurlijk niet! Dat gaat mijnheer ook niet aan! zooals onze dronken koetsier zei, toen hij het kind overreed; - neen, maar ons, die overreden worden, kan het des te meer schelen! Weet - u - wat - mijnheer?’ ging zij voort, opstaande en zeer langzaam tusschen de gesloten tanden sprekende, met de handen in de zijde en zich tot mij voorover buigende: ‘weet - u - wat - mijnheer? Als gij alles wist, wat ik en anderen u zeggen konden, dan zoudt gij, als eerlijk man een boek schrijven, dat den titel droeg van ‘de mevrouwen en meneeren de ergste plaag des levens!’
Het is onmogelijk de minachting zwart op wit weer te geven, waarmede zij het woord ‘mevrouw’ uitsprak. De ‘meneeren’ schenen eerder hare genadige bescherming en medelijden te genieten. De aandoening waarmede zij bezield was, of de jenever welke zij gedronken had, bracht haar de tranen in de oogen.
‘Is u nog in dienst?’ vroeg ik, om haar af te leiden, - en omdat ik wezenlijk op 't oogenblik niets anders wist te zeggen.
‘Tot Mei, mijnheer,’ hernam zij heel vriendelijk. ‘Tot Mei blijf ik waar ik ben. Langer niet, al wilde men me met goud koopen! Als mijnheer tegen dien tijd een keukenmeid noodig heeft, die de beste getuigenissen geven kan, - die sedert, - ja, sedert veertig jaren gediend heeft, -’
‘Veertig jaren!’ zei ik, ‘dat is een heele tijd!’
‘Ik zal me ook verstouten te zeggen, mijnheer, dat ik, in weerwil van de dure tijden en het kleine loon, nogal een potje gemaakt heb, en alleen uit pure liefhebberij, daar de gewoonte tot eene tweede natuur wordt, zooals mijnheer weet van de palingen, die levend gevild worden, - nog een dienst zoek, waar een mensch, die lezen en schrijven en het keukenboek houden kan, fatsoenlijker behandeld wordt, dan -’
‘Maar als ge zelve schrijven kunt,’ zei ik, hopende zóo van haar af te komen; ‘geef me uw grieven tegen de mevrouwen op schrift, - dan zal ik ze -’
‘In uw blad plaatsen? Met een printje er bij?’ riep zij. ‘Best!’
‘O natuurlijk -’
‘Morgen aan den dag, bij leven en welzijn, zult gij ze hebben, mijnheer!’ riep zij eer ik uitspreken kon, greep de parapluie en verliet het huis.
Den volgenden morgen ontving ik het handschrift, waaruit ik nu in de eerste plaats eenige uittreksels zal leveren. Dat ik me eenige weinige verbeteringen, wat taal en stijl betreft, veroorloofd heb, behoef ik niet te verschoonen.