Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2
(1883)–Mark Prager Lindo– AuteursrechtvrijXIV.- - - Ik ben toch een ongelukkig mensch! Zelfs als ik iets goeds wil doen, valt het slecht uit! Daar heb ik, dezer dagen, bewijzen genoeg van gehad! Ik kon er niets aan doen! Toen ik dien doek kocht, voor Dora bestemd, - wie had kunnen vermoeden, dat ik me zoovele rampen op den hals zou halen, door de voorgenomen vergoeding eener toegebrachte schade? En toen ik ‘de Zon van het Heelal’ oprichtte, om de kunsten en wetenschappen te bevorderen en Fretje een bestaan te bezorgen, - wie had kunnen vooronderstellen .... maar vragen helpt niet! Ik zal mijn ellendig dagboek bijschrijven, zoolang ik kan. Als men het na mijn dood vindt, zal men daarin zien, hoe de wijste mensch zich vergissen, - en hoe de rijkste mensch ongelukkig zijn kan! Dat dacht ik vroeger niet! - - - Toen de Pauke mij den doek van Dora terugbracht, zei hij, dat het jammer was, dat zij hem niet hebben wilde, - omdat die zoo mooi was, en daar ik het ding niet meer zien kon, gaf ik het hem, om het te verkoopen aan de eene of andere zijner kennissen onder de actrices, die het hebben wilde. Daarmede was ik er van af, en de Pauke had een goeden dag gehad. Maar ik niet! Den volgenden morgen ging ik bij Eugénie, om haar bevelen | |
[pagina 401]
| |
in te winnen voor den dag. Zij zeide, dat ik er bleek uitzag, - en geen wonder; - ik had den heelen nacht niet geslapen, - en zij hield vol, dat ik nog kiespijn had, en zou me waarachtig genoodzaakt hebben eene gezonde kies te laten trekken, om haar gerust te stellen, als wij niet gestoord waren geworden door de komst van madame Crinoline, die met eenige coiffures kwam, waaruit Eugénie er eene kiezen wilde voor dien avond. Zij zette er achtereenvolgens drie van op, en hoewel madame Crinoline en de gezelschapsjuffrouw en ik verklaarden, dat zij haar alle even bekoorlijk stonden, was zij er niet mede tevreden. Toen haalde de modemaakster eene vierde te voorschijn en zei, dat die juist mooi zou staan, en kleuren bij den doek, dien mijnheer gisteren gekocht had, en dien mevrouw zeker zou aandoen om in de loge te treden. - - - Daar waren nu de poppen aan 't dansen! - Ik kreeg eene kleur. De gezelschapsjuffer keek ons beurtelings aan. Eugénie werd bleek, verzocht madame Crinoline haar vodden in te pakken, die allemaal even leelijk waren, zond haar en de roodneuzige juffer de kamer uit, - en vroeg me toen, zich vlak vóór me plaatsende, wat dat te beteekenen had? Nu had ik wel kunnen jokken en zeggen, dat ik dien doek gekocht had, om haar te verrassen, - en eerst wilde ik dat doen; - maar 't was me, als zag ik Dora in de verte om mij lachen, en als hoorde ik haar zeggen, zooals zij den vorigen dag gedaan had tegen de Pauke: ‘Die arme Snor!’ - en dat kon ik niet verdragen, - en ik bleef dus een oogenblik aarzelen, toen Eugénie, met samengenepen lippen, en eventjes op den vloer stampende, hare vraag herhaalde. ‘Ik - ik zal u alles uitleggen, -’ stamelde ik; ‘heb maar één oogenblik geduld, liefste Eugénie!’ ‘Noem mij niet uwe liefste!’ riep zij; ‘ik weet beter! Ja! Loochen het niet! Ge hebt mij bedrogen, -’ ‘Ik zal u alles bekennen,’ viel ik in. Ik wilde haar nu, volgens hetgeen ik me voorgenomen had, mijn vroegeren levensloop beschrijven; - maar zij liet mij niet aan 't woord komen. ‘Ja! Dat zult gij!’ gilde zij. ‘Ik ben maar eene zwakke vrouw; maar ik laat me niet onder de voeten trappen! Voor wie hebt gij dien doek gekocht? Wie is de ellendige, die zich niet schaamt - -’ ‘Zij is geene ellendige en behoeft zich niet te schamen!’ stoof ik op. Ik kon die hatelijkheid op Dora niet verdragen! ‘Maar gij, gij moest u schamen! Een man van uw leeftijd - in uwe positie - tegenover mij! Wie heeft dien doek van u gekregen?’ ‘De Pauke!’ zei ik. ‘De Pauke!’ gilde zij. ‘Wie is de Pauke? Ik ken geene vrouw met dien gemeenen naam!’ | |
[pagina 402]
| |
‘'t Is ook geene vrouw,’ zeide ik. ‘De dame, die dien doek hebben moest, wilde hem niet van mij aannemen, en toen heb ik hem aan de Pauke gegeven, - die op de trom slaat in het orkest!’ ‘Dan was het geschenk zeker bestemd voor eene der vuile actrices!’ gilde zij weer. ‘Om u te dienen! Voor eene dame, wie ik zeer veel achting toedraag, die ik u vriendelijk verzoek niet uit te schelden!’ zeide ik, met eene buiging; want ik begon kwaad te worden, van belang! Dit maakte effect Eugénie keek me een oogenblik verbaasd aan; zij scheen een oogenblik te aarzelen wat te doen; maar zei toen met zoo'n sissende stem: ‘Ik wil weten wie die onbeschaamde feeks is!’ ‘En ik zal het u niet zeggen, mevrouw!’ zeide ik. ‘Maar wél, dat zij evenmin onbeschaamd is als gij zelve!’ Dat was te veel voor eene vrouw, die geheel ziel is. Zij wierp zich op de canapé, en kreeg het op de zenuwen en gilde mij toe, dat ik maar weg moest gaan, - dat zij mij nooit weerzien wilde, en dat het tusschen ons uit was! Ik was zoo kwaad, dat ik me zeer verlicht gevoelde, toen zij dit zeide, en nam haar bij het woord. Ik greep mijn hoed op, maakte mijne beste buiging en ging naar de deur. Eer ik echter de kamer uit was, riep zij mij terug; - maar ik maakte gebruik van de gelegenheid, met veel tegenwoordigheid van geest, en ging heen! Wat was ik blijde toen ik de deur uit was! - - - Als ik de rekening betaald heb voor al de kostbare geschenken, die ik haar gegeven heb, - ben ik weder vrij man! En dan -?
Dit waren wel niet mijn eerste gedachten toen ik tehuis kwam; maar ze kwamen wel bij me op in den loop van den middag; - - - ze gaven aanleiding tot het verschrikkelijk ongeluk, waaronder ik nu lijdende ben; - ze - - maar laat ik me bedwingen en mijn best doen mijn zinnen bij elkander te houden. Ja! Ik zal het maar bekennen. Ik had het hart gehad om zooveel moed en koelheid aan den dag te leggen tegenover Eugénie, omdat ik haar niet meer beminde, - omdat ik alleen aan Dora dacht, en omdat, mijzelven nog onbewust, het besluit bij me vaststond om - Dora weer op te zoeken en mijne positie in de wereld aan mijne liefde op te offeren. Maar zou zij mij nu kunnen vergeven; - zou zij nog van mij kunnen houden? Ik moest, ik wilde haar, hoe eerder hoe liever, zien en spreken. Ik liet weer de Pauke komen, tegen drie uur. Ik vertelde hem alles. ‘'t Zal wel lukken!’ zeide hij, en ik had hem kunnen omhelzen; - ‘leg het maar bedaard aan -’ | |
[pagina 403]
| |
‘Ik moet haar hoe eerder hoe liever zien en spreken,’ zeide ik. ‘Gij moet mij helpen, -’ ‘Aanstaande week,’ zeide hij. ‘Ik moet over 'n kwartier met den trein weg. Er is een koffer met goed van de directie zoekgeraakt, of ergens in Den Haag blijven liggen. Ze kunnen mij hedenavond best missen bij de voorstelling. Ik verdien een aardig duitje bij de zaak. Ik moet weg. Wacht maar tot ik terug ben!’ Het baatte niet, dat ik bad en smeekte. De Pauke moest weg. Ik moest wachten. Maar hij gaf me Dora's adres op, en zoodra hij wegging, zette ik den hoed op en ging naar hare kamer. Zij was uit - naar de repetitie. Ik beval, dat men niets zeggen zou van mijn bezoek. Ik ging regelrecht naar de komedie! Het kostte mij, den heer Snor de la Hoek, die zoo ruim geteekend had, die ook zulk een fiksche fooi gaf aan den portier, weinig moeite om toelating tot het gebouw te krijgen. Daar wilde ik achter de schermen wachten tot de repetitie afgeloopen was. Ik zou Dora zien, - haar naar huis volgen, of op straat aanspreken; - ik dacht aan niets anders. Ik plaatste me dus in een somberen hoek, met den mantel tot over de ooren getrokken, en werd wel door dezen of genen nieuwsgierig opgenomen, maar zonder ondervraagd of herkend te zijn, en stond ongeduldig, in mijn gedachten verdiept, te wachten. De Prima Donna neuriede hare rol voor, heel onverschillig; de eerste tenor, in zijn duffel gepakt, met eene parapluie onder den arm, dreunde zijne wanhoop voor, terwijl hij zorg droeg zijne sigaar niet te laten uitgaan. De tweede klarinet was infaam! Het verwonderde mij, dat de orkestmeester zijn fouten zoo onopgemerkt liet voorbijgaan! Hij wist niet, dat ik stond te luisteren! Eindelijk trad het koor, sopraan, op. Aan het hoofd daarvan Dora, met de grijze châle om, en het breiwerk (altijd door kousen voor die jongere broeders en zusters! Daarvan wilde ik haar spoedig verlossen!) in de hand. Daar werd gerepeteerd en gerepeteerd, tot de directeur tevreden was en de choristen ontslagen werden tot den avond. Het koor stond vlak tegenover mij geschaard, en toen zij weggingen, moest ik over het tooneel om Dora te volgen. Ik wachtte een oogenblik, sloop achter de schermen, om niet door anderen gezien en herkend te worden, - en mijn ongeduld niet langer kunnende bedwingen, zoodra ik haar uit het oog verloor, wilde ik me een weg banen kort achter een scherm, toen ik den voet zette op een luik - en naar beneden stortte in de diepte! Toen ik weder bijkwam, lag ik op mijn bed. De timmerlieden, beneden werkzaam, hadden me hooren vallen. Ze vonden me bewusteloos liggen. Een dokter werd dadelijk gehaald en men bracht me in een kleedkamertje der actrices. Men hield me voor dood - gelukkig! want niemand der oude kennissen kwam | |
[pagina 404]
| |
naar mij kijken. De timmerlieden hoorden van den portier, dat ik de heer Snor de la Hoek was. De dokter kende mij. Hij liet me naar huis transporteeren. Ik was zwaar aan het hoofd gekneusd en had het linkerbeen bijna gebroken. De dokter zegt, dat ik heel stil moet blijven, en er nog niet aan denken om op te staan. Ik ben ook zwak en ellendig. Het was drie dagen na mijn ongeluk eer ik aan iets denken kon. De heele troep was al weg! Zij komen pas over acht dagen terug. Zal ik dan in staat zijn Dora te spreken? ....
Ik heb gisteren mijn testament gemaakt. Dat is een akelig werk. De notaris was zoo deftig, alsof hij en de Dood volle neven waren. Ik heb Dora en mijn neefje den weesjongen, den zoon van mijn lang geleden overleden broeder, tot mijn erfgenamen benoemd. Den jongen heb ik al lang geleden uit het weeshuis laten nemen en hem op de Latijnsche school gezonden, om tot dominee gemaakt te worden. Hij zit nu in een achterhoek in Gelderland; - 't is 'n leelijke jongen - en heel pedant!Ga naar voetnoot1) Hij vertelde dat hij eene ‘roeping’ had om dominee te worden. De notaris zal me een afschrift bezorgen van mijn testament, zeide hij met eene grafstem, en hij houdt het oorspronkelijke opgesloten in zijn brandkist, naar hij hoopt, voor vele jaren! Moet ik dit ook hopen? 't Ware wellicht beter als ik maar dadelijk stierf! Dan zou Dora gered, en ik er uit zijn. Bij mijn dood doe ik dan iemand goed!... Hedenmorgen heb ik den stapel rekeningen nagekeken, die ik te betalen heb. Kwik is hier geweest, en heeft me geholpen. Ik heb eerst eenige papiertjes laten verkoopen om ze te kunnen afdoen; Als ik ooit beter word, zal ik door verstandige koopen te doen, dat wel weer uitwinnen. Ik zal wel nog iets moeten verkoopen, om ‘de Zon van het Heelal’ staande te houden; - maar dat is slechts geleend geld, om zoo te zeggen. En ik moet nog een paar koetspaarden hebben, want het eene stomme dier heeft ‘een stillen kolder’, zegt de koetsier. Enfin, dat is zoo'n uitgave niet, maar de tijden zijn niet gunstig. Het jaar 1848 begint slecht. Die vervloekte demagogen! Nu begrijp ik hoeveel onheil zij stichten! Voor de Fransche papieren, die ik verkocht heb, heb ik een boel minder gekregen, dan ze me gekost hebben. - Ik zal Fretje order geven tegen die democraten in ‘de Zon van het Heel- | |
[pagina 405]
| |
al’ te velde te trekken! Ik zal zelf behoudsman en aristocraat worden. Als ik maar beter ben tegen den tijd dat Dora weer hier is! Als zij wist hoe ongelukkig ik was, zou zij medelijden met mij hebben! Als ik haar bij me had, zou ik ook gaarne altijd ziek zijn. Ik verbeeld me, hoe lief zij mij oppassen zou!...
Een ongeluk komt nooit alleen! Over drie dagen zal Dora, met de troep weder hier zijn; - ik ben zooveel beter, dat ik haar wellicht zal kunnen zien .... maar! zij zal misschien aankomen, op het oogenblik dat men mijn bebloed lijk in huis brengt! 't Is verschrikkelijk! Als ik het nu levend er afbreng, zal ik geen mensch meer van mijn leven goed doen! Dat is eene uitgemaakte zaak! Maar wie had zoo iets kunnen voorzien? Mijn bloed zal op Fretjes hoofd komen, - dat heb ik hem gezegd. Maar dat kan hem niet schelen, naar het schijnt! 't Is goed dat ik mijn testament gemaakt heb! Ik wou maar dat Kwik terug was! Dan wist ik wat me nu te wachten staat! Waarom moet toch mijn onschuldig bloed vergoten worden? O Dora! Dora! |
|