of voor een heel klein, meestal onverschillig publiek. - Nu, hoe het ook zij, Pietje bleef geduldig wachten, - bij de Pauke, - en gaapte rond, - op het tooneel en in de zaal; - Pietje was nooit in de opera geweest, en toen het scherm viel, stond hij nog op dezelfde plek, met den mond zoo wijd mogelijk opengespalkt, naar de eerste loges te kijken.
‘Pietje,’ zei ik tot hem, ‘wat hebt ge voor mij?’
‘Mijnheer Snor,’ zuchtte Pietje heel zachtjes; ‘zou ik ook eens klarinet kunnen leeren?’
Het was hem precies gegaan als mij! Zoo was ik ook betooverd geworden - en in het ongeluk gelokt. Ik dacht er aan, hoe ik zeventien jaren lang klarinet blies en droog brood at, in plaats van een welgezeten kruidenier te zijn; - en hoe ik jong gezel en Dora ongetrouwd moest blijven, en ik kreeg medelijden met hem en zei: ‘Als ge niet maakt, dat ge wegkomt, dan laat ik je hier de deur uitsmijten! Maar geef me eerst den brief, of wat ge voor me hebt!’
Dat deed Pietje en droop dadelijk af, als eene vetkaars in den tocht.
De brief was van den procureur Haai, en meldde mij dat tante Suze dood was. Nu ben ik er! - En dat ik op de begrafenis moest komen te Leidrecht.
Misschien was het verkeerd van me; maar toen ik dat las, had ik het van pleizier kunnen uitgillen. Ik had tante Suze in veertien jaren niet gezien. Tante Suze had de affaire van wijlen haar man verkocht en leefde op gemeubileerde kamers te Leidrecht, als eene dame; en de dominee en de dokter noemden haar ‘mevrouw,’ - en zij schaamde zich over haar neef, den armen muzikant - en potte haar geld op - en nu was zij dood! En als zij mij niet onterfd had, dan moest ik iets van haar krijgen, en Dora en ik waren geborgen, - en - en ik liep naar de deur, waar de tooneelspelers in- en uitgaan (wij muzikanten mochten niet achter de schermen) - en ik haalde den portier over, om Dora te laten weten dat ik haar eventjes spreken wilde, - en zij kwam - dat deed zij altijd als zij iets voor mij, of een ander, doen kon! - Dat is waar!
Zij had zoo'n grooten mantel omgehangen, - en ik kon niets van haar figuurtje zien, - maar zij was toch keurig gekapt, met nagemaakte rozen en groen papieren bladeren, - precies zooals de boerinnen altijd loopen in het land waar de Freischütz tehuis behoort; want onze directeur is ‘klassiek’ in alles, - tot aan het ballet toe! - en Dora zag er allerliefst uit, in die smalle, donkere gang, bij het licht van dat ééne flikkerende gaspitje.
‘Wat is er?’ vroeg zij. ‘Gauw! ik moet dadelijk weder naar binnen. Anders word ik beboet!’
‘Tante Suze is dood,’ zei ik. ‘Ik moet naar Leidrecht op de begrafenis - maar ik ga niet.’