Inleiding.
Aan den Ouden Heer Smits.
Weledele Heer,
Eenige dagen geleden is in den Heere ontslapen wijlen mijn oom, de heere Janus Snor, wiens nagelaten dagboek ik de eer heb u te zenden, ter uitgave zooals het daar ligt, of anderszins.
Ik heb taal- en stijlfouten uit hetzelve zorgvuldig weggeschrapt en tevens, waar het dagboek zelf minder ter algemeene lecture geschikt scheen, hetzelve vervangen door hetgeen het bevatte, der waarheid getrouw, zelf op te schrijven.
Gelieve niet de gevolgtrekking te maken, dat ik te gelijk met de nieuwe spelling te Leiden uitgevonden, de daar geleerde moderne gruwelen op theologisch gebied heb omhelsd. Integendeel!
Ik heb de eer te zijn, Weledele Heer,
Uw dienstw. dienaar,
Janus Snor Janusz.
Student in de Heilige Godgeleerdheid
aan de Hoogeschool te Leidrecht.