en verdiend, of niet, - dat doet er niet veel toe. Zij zullen ze in dank aannemen en voor echt uitgeven. Het is hunne schuld niet, als men hun in plaats van goede munt slechts een ellendig namaaksel in de hand gestopt heeft. Later wordt men voorzichtiger. Dat wil zeggen, wij weten het valsche van het echte te onderscheiden, - maar blijven toch niet ongevoelig voor het eerstgenoemde; - wij zijn aan het speelgoed gewoon geworden en schreien bitter als men het ons onthoudt.
Wilders was nu in het volle genot van zijn eerste schatten van dezen aard; - hij vond zijn nieuwe vrienden en zijne nieuwe reputatie beide even kostbaar, en toen een paar van hen voorstelden, dat hij, alvorens naar Holland terug te keeren, hen een eindje den Rijn op zou vergezellen, kostte het hun niet veel moeite hem daartoe over te halen.
Hij belastte een vriend met de zorg om hem te melden, waarheen zijne schilderij gezonden werd, schreef naar huis om den dag zijner terugkomst te bepalen en vertrok met zijn vrienden om het voorgenomen tochtje te doen.
Maar de dagen werden hem lang eer hij zijn vader omhelsd had, - en het was dus ook met vreugde dat hij, na een uitstapje van slechts eenige dagen, op een schoonen morgen te Mainz aan boord van de stroomafwaarts varende stoomboot ging, in de hoop om binnen zeer korten tijd te huis te wezen.
Het was het einde van Augustus. De boot was volgepropt met menschen. Wilders smeet zich op eene bank, en genoot wel een uur lang, zonder op zijn medereizigers te letten, het heerlijke panorama, dat zich in het rond uitbreidde.
Hij keek eindelijk op, zonder zelf te weten waarom, en herkende op eens, vlak achter hem, den ouden heer Blok, die evenzeer schrikte als Wilders zelf bij deze onverwachte ontmoeting.
Maar de heer Blok was niet de man om zich door ‘een kwaden jongen’ verlegen te laten maken. Neen! Hij keek den blozenden schilder aan, - die, in weerwil van al wat vroeger gebeurd was, maar al te zeer geneigd was om op te staan en den ouden man de hand toe te steken (want de voorspoed maakt edelmoedig en vergevensgezind), - alsof hij hem niet kende, - keerde zich om en verdiepte zich schijnbaar op de meest onwrikbare wijze in eene oude Keulsche Courant, welke hij op een der tafeltjes op het dek vond liggen.
Aan Wilders bleef voor het oogenblik niets anders over, dan weder den anderen kant uit te kijken en met gloeiende wangen de onverdiende krenking te dragen en daarover te tobben.
Inmiddels was de heer Blok zelf lang niet zoo gerust als hij verkoos te schijnen. Hij was verstoord op Wilders, - zeer verstoord en had gegronde redenen daartoe; - want Wilders had in den laatsten tijd bewezen, dat hij, de heer Blok, ongelijk had gehad,