zijn leedwezen, onmogelijk hedenavond te komen, en hij heeft mij opgedragen u zijn excuses te maken. Vergeef me, als ik in de drukte van dezen avond tot nu toe verzuimd heb, ze u over te brengen.’
Mevrouw Blok, namelijk, had juist naar Wilders gevraagd. Misschien begreep zij waarom Ida zelve dat niet gewaagd had.
‘'t Spijt me,’ zei mevrouw Blok. ‘Ik hoop dat hem niets onaangenaams terughoudt; - ik weet niet wat den jongen scheelt, maar in de laatste dagen meen ik opgemerkt te hebben, dat hij er heel slecht uitziet.’
‘Ma foi, hoe zou dat anders kunnen?’ lachte mevrouw de gravin; ‘hij is immers verliefd!’
Zij zei dit op zulk een minachtenden toon, dat Ida bleek werd, en mevrouw Blok de spreekster verwonderd aankeek.
‘Ik kan u verklaren, mevrouw,’ herhaalde Sepia met een glimlach, ‘dat het hem onmogelijk was hedenavond te komen!’
En ik verklaar heel plechtig, dat, hoewel hij niets anders zeide, of niets anders deed, dan eventjes glimlachen, zooals ik gemeld heb, - het precies luidde voor iedereen, die hem hoorde, alsof hij gezegd had: ‘Hij had best kunnen komen; - maar had iets beters te doen.’
‘Zijne schoone vriendin schijnt hem niet meer uit het oog te laten,’ zei de gravin, terwijl mevrouw Blok beurtelings haar en Sepia vragend aankeek.
‘Hij waakt aanhoudend bij iemand die gevaarlijk ziek is,’ zei Sepia de hand op het hart leggende, en met die beweging zoo duidelijk zeggende: ‘Gij hebt groot gelijk, mevrouw de gravin!’ dat Ida, die nog op zijn arm leunde, de hand onwillekeurig terugtrok en naast hare moeder plaats nam. De gravin zag dit met een halven blik en hervatte, terwijl zij op een leeg staanden stoel naast zich wees: ‘Kom, mijnheer Sepia, neem daar plaats en vertel ons uitvoerig de wonderbaarlijke avonturen van den heer Wilders en zijn beminde, - toutefois, als ze amusant zijn en niet te veel tijd eischen -’
‘Ik weet wezenlijk van niets, - niets hoegenaamd, mevrouw,’ zei Sepia, met een hoofdschudden, dat evenals zijn vroegere gebaren, precies het tegenovergestelde te kennen gaf van hetgeen hij zeide.
‘Die Sepia is heel en al bon enfant,’ zei de gravin tot mevrouw Blok, terwijl zij Ida aankeek. ‘Hij zal zijn vriend niet verraden.’
‘Welken vriend?’ vroeg sir William, die, pas aangekomen, achter op de canapé leunde, waarop de gravin en mevrouw Blok zaten.
‘Zijn vriend Wilders, -’
‘Wilders!’ riep de baronet. ‘Ja! dat is een schandaal! 't Is verschrikkelijk!’
‘Ik verzeker u,’ viel Sepia met eene diepe buiging in, ‘dat Wilders volstrekt niet te berispen is!’ en ook hij wierp een blik op Ida's bleek gelaat, - waarop men duidelijk lezen kon, dat zijn