‘Maar Clementine, wat scheelt u?’
‘Niets!’ lachte weder Clementine, ‘niets! - o Ada,’ en zij wendde zich plotseling van het kind af en verborg haar hoofd in den schoot, harer vriendin en barstte in tranen uit. ‘O Ada, ik ben geëngageerd!’
‘Geëngageerd!’ riep Ada; ‘met Langhorst?’
Toen zij dien naam noemde, gevoelde Ada hoe Clementine aan alle leden beefde; maar zij keek op met een doodsbleek gelaat, en zeide heel zachtjes, het hoofd schuddende: - ‘Neen, - met Willem Bleeker!’
‘Met Willem Bleeker!’ herhaalde Ada verbaasd, ‘dat had ik nooit gedacht!’
‘Waarom niet?’ vroeg Clementine, zich oprichtende; ‘het is een beste, goede jongen!’
Ada glimlachte eventjes. Daarop zeide zij heel bedaard: ‘Daaraan heeft niemand getwijfeld, maar -’
‘Maar wat?’ vroeg Clementine.
‘Niets,’ zeide Ada.
Clementine echter dit ‘niets’ in verband brengende met den naam van Van Langhorst, door Ada pas uitgesproken, begreep zeer goed wat dat woordje beteekende.
‘Ik zal u alles vertellen,’ zeide zij, en, tamelijk verward, gaf zij bericht van hetgeen den vorigen dag was voorgevallen.
Ada begreep alles; zoo'n jonggetrouwde vrouw is zeer scherpziende op dergelijke punten; maar zij begreep ook nu, dat het zaak was om te zwijgen, en kuste Clementine op het voorhoofd en zeide: ‘De hemel geve, kindlief, dat ge gelukkig moogt wezen!’
Clementine antwoordde met een zucht, waarop een tamelijk lang stilzwijgen volgde: beiden hadden iets op het hart en beiden wilden er niet over spreken. Eindelijk zeide Ada:
‘Ik moet toch Kobalt roepen, om u - om u geluk te wenschen.’
‘Nog niet,’ zei Clementine, ‘nog niet! Wacht een oogenblik!’
En de twee keken elkaar in de oogen en ieder las wellicht ietwat van hetgeen de andere dacht, en Clementine wierp zich snikkende in de armen van Ada, terwijl deze fluisterend zeide:
‘Och, Clementine, ik heb toch medelijden met - met!’
Alweer die rilling toen zijn naam niet eens genoemd werd. Maar het ijs was gebroken en tusschen de twee vriendinnen volgde nu een lang gesprek, dat onnoodig is hier weer te geven, deels omdat het uit afgebroken zinsneden en onsamenhangende woorden bestond, met zuchten en tranen van Clementine vermengd, die zwart op wit, weinig te beteekenen hebben, deels omdat ik in eenige minuten zeggen kan, waarop een onderhoud van meer dan anderhalf uur uitliep.
Het kwam namelijk op het volgende neder: Ada was overtuigd dat die goede Van Langhorst, hoewel hij haar er nooit iets van gezegd had, ‘doodelijk’ was van Clementine, en had zich ook ver-