‘Och, matig u verder hedenavond,’ zuchtte tante, ‘als ik u bidden mag; mijn arm hoofd is niet tegen uwe drukte bestand.’
‘O tante,’ pleitte ik ter mijne verontschuldiging, ‘de muziek heeft mij zoo opgewonden: maar ik zal verder oppassen, -’
‘En, naar ik hoop u niet meer in het publiek zoo, - zoo dwaas gedragen als hedenavond,’ viel tante mij in de rede zonder echter op te kijken uit hare bewondering òf van hare schitterende ringen, òf van de fraaie vingers, die daarmede versierd waren.
‘Dwaas gedragen! Hedenavond!’ herhaalde ik, mijn bord nederzettende en met gevouwen handen voor tante tredende: ‘maar, tantelief, wat heb ik gedaan! Ik heb mij heerlijk geamuseerd!’
Tante haalde de schouders op, zuchtte weder, zweeg een oogenblik, terwijl ik onbeweeglijk vóór haar bleef staan en zeide eindelijk, met eene kleine, ongeduldige beweging:
‘Ma chère, wat ik u verzoeken mag, ne faites pas la naïve! c'est ridicule!’
‘Ik - naïve, tante? maar wat bedoelt gij?’ vroeg ik.
‘Wees zoo goed plaats te nemen,’ hernam tante, ‘en agiteer mij niet. Ik ben hedenavond reeds al te zenuwachtig; maar ik zal trachten u de onwelvoeglijkheid van uwe houding onder het oog te brengen.’
‘Onwelvoeglijkheid, tante!’ riep ik met eene kleur als vuur, en onwillekeurig uit den stoel opspringende, waarop ik pas plaats genomen had.
Tante gaf mij een wenk om weder te gaan zitten.
‘Pas de scène, s' il vous plait, ma chère,’ steunde zij. ‘Wees zoo goed naar mij te luisteren. Wat heb ik u onlangs gezegd van de wijze, waarop gij altijd met de heeren moest omgaan in onze sociëteit?’
‘Dat ik jegens allen even vriendelijk moest wezen, tante,’ zeide ik benauwd.
‘Très bien, ma chère,’ hervatte tante, ‘en hoe hebt gij u aan mijn raadgevingen gehouden?’
‘Wel, tante! ben ik dan niet beleefd genoeg geweest èn jegens mijnheer Van Langhorst èn jegens Willem Bleeker?’ vroeg ik, met groote oogen en een halven glimlach opkijkende.
‘Slechts al te beleefd jegens die twee personen,’ antwoordde tante met veel klem.
‘Die twee personen!’ herhaalde ik, verbaasd over haar toon. ‘De eene is een heel oud vriend, en een lieveling van papa: - den anderen heb ik hier, bij u aan huis, ontmoet!’
‘De heer Van Langhorst wordt in de meeste goede huizen ontvangen,’ zei tante; ‘het is iemand, die nog al connexies heeft, en hij heet knap te wezen; - hij weet zich ook hier en daar nuttig te maken door zijne kunde: - mais il n'a pas le sou.
Maar, tantelief, wat gaat mij dat aan?’