Als een pijl uit den boog snelde hij weg en met dezelfde verbazende snelheid keerde hij terug, sprong van het schuimbekkende ros en de gepluimde baret van het hoofd nemende, zeide hij, naar adem hijgende:
‘'t Is de koe!’
Het eerbiedwaardige grijze hoofd des gezins bood thans, met eene ridderlijke buiging, de hand aan zijne dame, wier slip gedragen werd door drie bloeiende kleindochters, en gevolgd door eene talrijke schaar dienaren, gingen zij de vreemdelingen te gemoet.
Aan 't hoofd van den naderenden stoet, geleid door den nieuwen eigenaar, was de koe, een schoon dier, met echte Juno's oogen en iets onbeschrijfelijk waardigs in al haar bewegingen. Achter de koe volgde de vrouw van den geleider, met den blinkenden melkemmer, het symbool van haar beroep, - en aan hare zijde, met loomen tred, als onwillig om van het schoone dier te scheiden, was hij, die de koe als kalf gekend had, en nu, om den wille van de vuige winst, haar verkoopen wilde!
‘Ziet, edele heer en genadige vrouwe,’ sprak de geleider, ‘ziet hier de koe!’
‘Een edel dier voorwaar!’ zei minzaam de grijze Smits, zich houdende alsof hij een baal tabak vóór zich had en met verstand er van spreken kon.
‘Iets over de zes jaar,’ zei de man, die nog haar eigenaar was, ‘en heeft pas haar vierde kalf gehad.’
Met de hem eigenaardige hoffelijkheid boog de oude heer Smits zwijgend voor de jeugdige moeder van zulk een talrijk kroost en keek weder den spreker vragend aan.
‘Ze geeft haar heelen uier af,’ hervatte de man.
‘Hm! zoo!’ knikte veelbeteekenend de oude heer, alsof hij er iets van begreep. ‘Dat is heel mild van haar. Wat doet dezelve nog meer?’
‘Met uw verlof, edele heer en mevrouw, ze geeft dertien kan melk daags.’
‘Hm! Dertien?’ herhaalde de oude heer, - en hij keek rond in den kring om te zien welken indruk deze tijding op zijn vasallen maakte.
Een deskundige uit de buurt was er bij verzocht.
‘Ja, dertien minstens,’ zeide hij, en hij bekeek de koe van voren en van achteren, en dan van ter zijde, en nu eens van kortbij en dan op eenigen afstand, en liep nu eens op haar toe en kneep haar in den rug, en dan weder onder den hals, - en concentreerde zijne aandacht dan weder geheel op haar horens, - tot hij de heele koe, om zoo te zeggen, van buiten kende.
‘Ik heb haar al drie dagen gemolken op de proef, edele heer,’ sprak de vrouw met den emmer. ‘Nooit minder dan dertien kan daags!’