Dankschrijven aan de ‘attente’ lezers.
Les sensations ravissantes d'une bonne action contribuent plus au bonheur que tous les éloges.
Het was onder bovenstaande spreuk, zoo ik mij niet zeer vergis, door eene allerliefste vrouwenhand geschreven (welke het hart waardig is, dat die woorden dicteerde), dat ik eene der eerste bijdragen ontving voor de ongelukkige, welker lot te verbeteren zich eenige weldadige dames tot taak gesteld hadden.
Het was eene taak, die aanvankelijk zeer moeielijk scheen, en die schier onoverwinnelijke bezwaren dreigde op te leveren. Ten minste zoo zeiden en geloofden velen, - velen vooral van het mannelijke geslacht, die altijd zooveel wijzer en voorzichtiger zijn dan de vrouwen.
Maar zoo ooit, is in dit geval de spreuk bewaarheid: ce que femme veut, Dieu le veut, - en uit naam van de geredde zelve, uit dien van de edele vrouwen, welke het eerst haar de behulpzame zusterhand reikten, - en ook uit mijn naam, in wien zoo velen zulk een vereerend vertrouwen gesteld hebben, - rust nu op mij de aangename en gelukkige verplichting om onze dankbaarheid uit te drukken voor de zeer milde gaven, waarvan de lade van mijn uitgever overgevloeid heeft.
Ik heb nog meer te doen: ik heb, in plaats van meer te vragen, tot mijne eigen verbazing, uit te roepen: ‘Genoeg!’ - En in dat kleine woord ligt de geheele veranderde toekomst van een vroeger ongelukkig medemensch opgesloten.
Want behalve hetgeen aan den Spectator werd gezonden voor het goede doel, zijn er zulke rijke en talrijke gaven ingekomen, dat de thans niet meer ongelukkige gered en voorgoed geholpen is, en binnen weinige dagen de eenvoudige, maar veilige en gemakkelijke woning zal betrekken, welke de mildheid harer landgenooten haar verzekerd heeft, tot zij in eene betere woning dan hier op aarde te vinden is, overgaan zal.
Dus, mijn vrienden, hebben wij uwe verdere hulp niet noodig - en hetgeen gij verder voor uwe verarmde broeders en zusters kunt afzonderen, moet gij buiten den Spectator om, weten te besteden: - ik twijfel niet, dat die taak u allen zeer gemakkelijk zal vallen!
Inmiddels, terwijl ik den stapel brieven voor mij zie, welke zoo spoedig na mijne oproeping ingekomen zijn, sta ik verbaasd, - als koopman te spreken, - over de enorme concurrentie, welke in alle standen en rangen der maatschappij bestaan heeft, om het goede