II.
Vaders.
‘Ja,’ zei mijne vrouws tante, die, hetgeen ik van de ‘moeders’ geschreven had, zich door mijne vrouw had laten voorlezen, - ‘ja, Smits, dat is nog al het eerste, wat ik van uw geschrijf lees, dat ik draaglijk vind! Maar gij zult het zeker gaan bederven, door eene even onberedeneerde lofspraak op de vaders te houden, als die op de moeders gegrond is. Want gijlieden mannen kent uzelven in het geheel niet, en vooral niet als vaders, die de grootste kwellingen voor eene verstandige moeder zijn, welke men bedenken kan. Ja! als er geen vaders waren, dan zouden de menschen beter zijn, dan nu het geval is, Smits! En gij zult natuurlijk, met uw gewonen hoogmoed, hen nog boven, of naast de moeders en tantes gaan plaatsen! Gij behoeft het hoofd niet te schudden: ik weet wel dat de ijdelheid der mannen niet gedoogen zou, dat zij er onder kwamen te staan! Ik wilde maar, dat ik schrijven kon, dan zou ik de menschen de waarheid zeggen!’
‘Maar, tante-lief, als gij niet schrijven wilt, zal ik dat voor u doen; als gij mij maar uw denkbeelden -’
‘Wilt opgeven, - zult gij alles verdraaien wat ik zeg! Dankje wel, neef! Neen, als gij het geduld daartoe hadt, zou ik u wel eens, woord voor woord, datgene willen dicteeren, wat ik zoo dikwijls aan Keetje hier verteld heb, dat zij het van buiten moest weten! Maar het heeft haar niet veel geholpen, dus, -’
‘Ik verzeker u, tante-lief, dat als gij dicteeren wilt, ik alles getrouw, volgens den onsterfelijken Siegenbeek zal opschrijven, en -’
‘Goed,’ zei tante, ‘ik zal het maar doen, niet om uwentwil, maar om anderen, - om te voorkomen, dat de arme menschen, door hetgeen gij zelf schrijven zoudt, misleid worden.’
Ik nam de pen ter hand; tante zette den bril op, ten einde mij te controleeren, en dicteerde als volgt:
‘Hetgeen de kinderen goeds leeren van de moeder, tracht de vader te bederven, - dat spreekt vanzelf. Ik heb geen microscoop en ook geen bril noodig om dat te ontdekken, en wie niet ziende blind is, zal mij dat ook moeten toestemmen. Van wien leeren de kinderen, driftig en koppig en eigenwijs te zijn? Zeker niet van de moeder! maar wel van den vader, dien, naar mijn idee, eene wijze moeder altijd als een afschrikkend voorbeeld voor haar kinderen zal ophangen; - anders weet ik niet waartoe hij dient! Evenals gij, Smits, den kring der moeders hebt onderzocht, zal ik dien der vaders wat van dichterbij beschouwen, en als ik niet uit angst op eens daaruit wegloop, zullen wij er wat fraais zien! Daar is eerst de ‘wijze vader,’ - ja, ja, dit is een der liefste