| |
II.
Een groot spinneweb.
Ik zou u gaarne, eer ik hier en daar in bijzonderheden treed, een algemeen denkbeeld van Parijs geven, zonder u te noodzaken op een plattegrond te zitten staren, of zonder zelf genoodzaakt te wezen, eene ellenlange, droge beschrijving van die wereldstad te maken.
Ik zal het beproeven.
Verbeeld u een groot spinneweb, zoowat zeven uren in omtrek, natuurlijk ook eenigszins kegelvormig van gestalte, waar de enkele stralen uit het middelpunt loopende, eindigen, door talrijk verspreide Forts aan de oppervlakte van het land vastgehecht. Ongeveer midden door het web loopt eene breede scheur, van het zuidoosten naar het noordwesten door de Seine gemaakt, en die het geheele net uit elkander zou doen vallen, ware het niet, dat de noordelijke en zuidelijke helften door enkele draden, de zeventien bruggen over de rivier, verbonden bleven. Het middelpunt van het web, waar de oude spin, de Cité, huist, is gevormd door een eilandje midden in de Seine, ongeveer een uur in omtrek, en een zesde gedeelte zoo breed, waarop een ware doolhof van nauwe, vuile straten zich bevindt, die door breede Quais, langs het water rondom het eilandje, samengebonden zijn, - anders zouden ze, zonder beeldspraak, in het water vallen, of liever in het water staan. De meeste straten van eenige beteekenis loopen, zooals de buitenen binnen-Boulevards, in kringen, of beter in halve kringen, evenals de draden van het web, om het centrum heen, en vormen dus hoe verder van het middelpunt verwijderd, natuurlijk des te grootere bogen. Andere straten loopen als stralen, gelijk ik gezegd heb, van de Cité uit, en eindigen bij de verschillende Barrières en Forts.
L'Ile de la Cité heeft volmaakt de gestalte van een reusachtigen vliegevleugel midden in het net hangende, en op de smalle punt er van zit, niet juist de spin, maar Henri IV te paard, midden op den Pont Neuf, welks centrum juist over de spits van het eilandje loopt, en het hecht aan het overige gedeelte van het net, rechts en links van de Seine.
Deze Pont Neuf is eigenlijk tamelijk oud, want ze werd reeds in 1578 begonnen, hoewel eerst 26 jaren later, ‘wegens de burgeroorlogen’, geëindigd. - Deze brug is geheel en al van graniet, dus bijna zoo duurzaam als eene Fransche constitutie, en breed
| |
| |
genoeg om een stroom van over de 330 meters door zijn bogen te laten. Dit bewijst, dat de Franschen van vroegere dagen er op rekenden, dat de Seine in verhouding tot de straten zou aangroeien, of dat de rivier in de laatste twee eeuwen zeer verminderd is; want het water verdwijnt geheel en al in het niet, als men de kolossale brug beschouwt, en schijnt nauwelijks tweemaal zoo groot als de steenen boog zelf, die met zijn rijweg en trottoirs even zoo vele meters breed is, als het jaren kostte, om het gebouw te voltooien. - Als men midden op de brug staat en stroomafwaarts, naar het noordwesten ziet, wordt het oog getroffen, rechts van den stroom, door het Louvre en de Tuileriën en de kaaien van die namen, terwijl links, in het verschiet, ook vlak aan de Seine, de Quai en Palais d'Orsay en het Palais Bourbon, zooals het eerst heette, en misschien eens weder heeten zal, opdagen. Keert men echter den Bon Roi en het water den rug toe, dan ontdekt men niets - midden op de brug staande, - dan een verward doolhof van gebouwen op de punt van de vleugel dicht vóór zich, en twee breede Quais, als het ware van den voet van het standbeeld zelf uitloopende en zich steeds meer en meer van elkander verwijderende, naarmate de breedte van het eilandje, dat ze omsluiten, toeneemt.
Evenals het centrum van het web, is ook de Cité een epitome van alles, wat het leven in Parijs oplevert en vertegenwoordigt. Men vindt er de bloemmarkt, dat zinnebeeld, te midden van de modder der zedeloosheid, van die kortstondige vreugde en pracht, welke de Franschman steeds najaagt, en aan den hoek van de straat, er vlak bij, boven het Corps de Garde van het Palais de Justice, prijkt de vermaarde middeleeuwsche klok, met een rijk verguld en versierd gezicht, maar met eene plechtige stem, aan de uren vermanende, welke gedachteloos verkwist, of aan uitspatting gewijd, naar de aangrenzende gevangenis (de gedenkwaardige Conciergerie) voeren, of naar de dreigende gerechtszalen der zoo dikwerf geschonden wetten, welke vol gepropt zijn met vliegen, in de Préfecture de Police, naast de deur, opgevangen. Vlak tegenover de bloemmarkt echter, aan den anderen kant van het eiland, verheft zich aan de kaai, half over het water hangende, een gebouwtje met een laag dak en een hoogen zwarten schoorsteen, als een dreigende vinger opgeheven, steeds ernstig herinnerende aan het verschrikkelijke, dat daar tijdelijk rust; het is de Morgue, waar het onbekend slachtoffer der misdaad of van de wanhoop nedergelegd en aan de nieuwsgierige blikken der menigte blootgesteld wordt. Heel in de verte echter verheffen zich ernstig en stichtelijk de eeuwige torens van Notre Dame, en voor den drempel, als het ware de machtige bescherming van het heiligdom zoekende, ontwaart men de lange reeksen van gebouwen en ontelbare ???vensters van het Hôtel Dieu. Het is alsof de men- | |
| |
schelijke ijdelheid, de menschelijke wanhoop en zonde, en ach, de dikwerf zoo partijdige menschelijke rechtvaardigheid en
bestraffing het niet waagden in de nabijheid van het godshuis te komen, terwijl twee der schoonste deugden der stervelingen, de menschlievendheid en de barmhartigheid, zich vol vertrouwen aan den ingang des tempels vertoonen.
Maar wij moeten verder, anders raken wij dadelijk in ons web verstrikt, eer gij weet wat het al bevat. Uit het noorden, als een middellijn door het net, van de Barrière St. Denis en het station van den Chemin de Fer du Nord af, loopt de lijnrechte straat St. Denis, door de Cité, - meermalen van naam, maar volstrekt niet van richting veranderende, - zuidwaarts naar de straat en Barrière de l'Enfer. Het is ongeveer drie kwartier rijdens van de eene Barrière naar de andere, door de geheele breedte van het web. Men komt, van het noorden gaande, niet heel ver van de poort, eerst de vrouwengevangenis van St. Lazare voorbij; men snijdt den boog der Boulevards bij de Porte St. Denis, raakt eventjes de oostelijke grens der Halles Centrales aan, dan voorbij de Marché des Innocents, - die, geheel overdekt, aan de onschuldige Dames de la Halle, bij gelegenheid van het feest van 15 Augustus, tot balzaal verstrekte, - naar de Place du Châtelet met de fraaie fontein, door Napoleon in 1808 opgericht, waarover de godin der Overwinning zweeft, en waaronder de beelden der Rechtvaardigheid, der Waakzaamheid, der Wijsheid en der Kracht elkander de hand toereiken: - ik heb medelijden met haar; want ik vrees, dat zij leelijk in het Parijsche spinneweb verstrikt zijn.
Wij draven verder - over de ééne brug, - wij zijn op het eiland der Cité, - over de andere, en wij zijn er weer af; - het eerste wat wij er op zagen is de bloemmarkt; het laatste dat wij er van zien, is de Morgue.
Wij moeten daar eventjes binnenloopen; eene breede dubbele, openstaande deur, eene soort van somber, vierkant steenen portaal, dat slecht verlicht is, alleen door den ingang. Rechts, als gij binnentreedt, ziet gij een paar venstertjes en eene kleine deur, leidende naar de woning van den bewaker van het gebouw; daar tegenover is de doodsche, vuile muur, - aan uwe linkerhand, twee groote glazen ramen, die van het plafond van de gang, tot ongeveer drie voet van den grond gaan. Het krioelt er van lachende, schertsende, komende en gaande menschen, die eventjes een blik door de glasruiten werpen en weer vertrekken. Wij kijken er ook doorheen, en zien een vertrekje met gewitte muren, en eenige zwartmarmeren - ja, zwartmarmeren - rustbedden er in, vlak tegenover ons, nauwelijks drie el van de vensters verwijderd. Over deze stille rustplaatsen zijn waterpijpen aangebracht, en frisch water uit de Seine sijpelt er onophoudelijk over heen. Op het natte marmer,
| |
| |
dat naar den toeschouwer hellende, ongeveer op het hoogst twee en een halven voet van den vloer verheven is, ziet men dus, van het hoofd tot de voeten toe, twee lijken, met slechts het midden van het lijf bedekt; twee onbekende dooden; men heeft hen gevonden; niemand weet wie het zijn; niemand weet hoe zij aan hun einde kwamen; als zij binnen de drie dagen niet gereclameerd worden, begraaft men hen in de stilte. Het zijn twee raadsels, die de politie moet trachten op te lossen, met behulp van de kleeren, die boven de hoofden der dooden zijn opgehangen. De ééne is een man; de andere eene nog jeugdige, schoone vrouw, wier loshangend, dik bruin haar in natte vlechten over het nu zoo stille hart golft. - Wenden wij ons af, het gelach en de drukte der menigte is walglijker dan het tooneel zelf; de schitterende zonneschijn daar buiten zal spoedig weer het rillende bloed in onze aderen verwarmen.
Ons rijtuig schokt vlug voort over de steenen, door de lange straat, die nu de Rue de la Harpe heet; wij zijn nu in het Quartier Latin, dat mengelmoes van geleerdheid en grisettes, waar boekhandelaren en kappers met elkander schijnen te wedijveren, en modistes en antiquaren liefderijk fraterniseeren. Daar is de École de Médécine, en de Kliniek, en het Musée Dupuytren, en de Place de la Sorbonne, en het Collège de France en l'École de Droit, - en links het Panthéon, en rechts het Paleis en de heerlijke, druk bezochte tuinen van het Luxembourg, en overal hemelhooge huizen en doolhoven van nauwe straten, - en nu is men in de Rue de l'Enfer, en ziet den koepel van l'Observatoire, vlak tegenover het Luxembourg, en aan zijne rechterhand vindt men de Chaumière en de Closerie des Lilas, waar de studenten en hun vrouwen - ‘ils sont mariés au treizième,’ zeggen de Franschen, - zich dag en nacht vermaken; - wij zullen eens gaan zien hoe, en daar ook is het Hospice des enfants trouvés, soms de rampzalige gevolgen dier vermakelijkheden, en eindelijk zijn wij bij het zuidelijke uiteinde van den langen draad, bij de Barrière de l'Enfer, waar de spoorweg naar het vroolijke Sceaux, als een ijzeren riviertje door het heerlijke landschap heen slingert.
Wij hebben den draad van het noorden naar het zuiden gevolgd; laten wij nu den hoofddraad van het westen naar het oosten nagaan, die is vrij wat langer en. ook niet minder belangrijk; hij loopt ook door het middelpunt van het web. Het uiterste, westelijk eindje van dezen draad is vastgehecht aan den reusachtigen Arc de Triomphe bij de Barrièrede l'Étoile, en het is een der gevaarlijkste en verleidelijkste draden van het geheele net voor de Parijsche vliegjes; - dat ziet men dadelijk, als men, zelf niet grooter dan eene vlieg schijnende, opkruipt op het grootsch gedenkteeken der overwinningen van Napoleon. Vóór zich heeft
| |
| |
men het oog op het geheele net, en de draad, dien wij volgen, loopt in eene rechte lijn, goed drie kwartier gaans voort, eerst door de boomen der Avenue van de Champs Élysées, - rechts en links krioelende van plaatsen van openbare vermakelijkheden, die wij later zullen bezoeken, - naar de Place de la Concorde, waar die uitheemsche nachtvlinder der oudheid, de Obelisk van Luxor, is blijven hangen, starende links in de verte, langs een dwarsdraad, op de kerk de la Madeleine, en rechts, aan den overkant der Seine op het Palais du Corps Législatif. Verder, langs den draad, oostwaarts aan de Place de Concorde grenzende, zijn de Tuileriën, en het Paleis langs het water, en daarachter het Louvre, met zijne éénige kunstschatten, en de schilderachtige kerk van St. Germain l'Auxerrois, en vlak tegenover de Cité is het Hôtel de Ville, met de vroegere Place de Grève, en nog verder de Place de la Bastille met de Juli-kolom, en de Faubourg St. Antoine, met zijne bevolking van ouvriers, die zoo aandoenlijk aangesproken worden door hun vriend Victor Hugo, ex-pair de France, nu Montagnard en socialiste, in zijn razen tegen ‘Napoleon le Petit,’ en eindelijk de Place en Barrière du Trône, waarop toch alles eindelijk in Frankrijks staatkundige wereld uitloopt.
Maar ik moet u niet vermoeien, door zelfs de voornaamste draden te willen volgen, welke zich in dit net in alle richtingen kruisen; wij zullen die hier en daar bij gelegenheid bezichtigen; laten wij tot slot eenige der groote vliegen, die in het web hangen en uit de verte zichtbaar zijn, eventjes opnemen. Eerst, ten noorden van de scheur, daar dartelt nog in het net, vlak bij de Tuileriën, de bonte vlinder van het Palais Royal; - en het zwarte lijf van de Bibliothèque du Roi hangt er doodsch en somber; hoe die ernstige bromvlieg in de kleurige strikken van de Rue Richelieu verward is geraakt, is mij een raadsel. Vlak daarbij is de Banque, het voorraadshuis van de spin, en de Bourse, die verleidelijke vlam, waar zoo vele muggen de vleugels verbranden. Verder links is de Place Vendôme, met zijn bronzen kolom, bewaakt door een kring van prachtige gebouwen in het rond, welker ééne helft door het Ministerie van Justitie, door den Chef de l'État Major der hoofdstad, en door andere groote bromvliegen wordt bezet, en de tegenoverstaande helft alweder door die motten van modistes.
Dit alles is omgeven, van verre of dichter bij, door den halven kring der Boulevards, bij de Madeleine beginnende, en ten westen van die kerk ziet men het Paleis van het Elysée Bourbon, heden nog het Paradijs-verblijf van den President. Hier weder eene kerk, daar weder aan den rand van het net, één der vijf groote Abattoirs van Parijs, of eene gevangenis, of een hospitaal, en in het oosten, de groote bewaarplaats der doode vliegen,
| |
| |
- velen van welke het gebrom ons nog in de ooren gonst, - het kerkhof van Père la Chaise, in het oosten; zoo ver mogelijk voor Parijs van den Arc de Triomphe verwijderd.
Keer dit alles den rug toe, en zie wat u in het oog valt ten zuiden van de scheur, behalve hetgeen wij reeds in het Quartier Latin hebben opgemerkt.
Tegenover de Champs Elysées, dus in het zuidwesten, ziet gij eerst een groot vierkant gat in het net; het is de Champ de Mars, met de École Militaire er achter, en er naast l'Hôtel des Invalides, en zijne kerk, waar de Keizer ligt, door zijn oude krijgslieden bewaakt. Dan weder vier of vijf Ministeries naast elkander, in den Faubourg St. Germain, vroeger de beroemde Prè-aux-Clercs, waar de aristocratische vliegen van oude afkomst gevangenzitten, op een behoorlijken afstand van de Aristocratie de la Bourse; daartegenover is de Chaussée d'Antin, in het verre noorden, buiten den draad van de binnen-Boulevards, maar nog steeds diep genoeg in het net, om er nooit weer uit te ontsnappen. In den Faubourg St. Germain is de Mairie du dixième, waar het Comité de résistance opden 2den December een oogenblikje zetelde. In den zuidwestelijken hoek van het net ligt het hospitaal des Enfants malades; in het midden van den zuidelijken rand, bij de Barrière St. Jacques, is de plaats, waar de Guillotine opgericht wordt, en in het zuid-oosten, ook aan den rand, is de Manufacture des Gobelins, de Jardin des Plantes en de Salpetrière, waar meer dan vier duizend ‘oude wijven’ (allen van het vrouwelijke geslacht), en achthonderd waanzinnigen, ook vrouwen, verpleegd worden.
Gelooft gij nu, dat gij alles gezien hebt, en alles weet te vinden? - Dan vergist gij u; er is nog veel meer: fonteinen, gedenkteekens, kerken, schouwburgen, kazernen, dat hier en daar en elders, het oog trekt. Maar wij worden duizelig van al dat kijken; de voornaamste punten heb ik u aangewezen, laten wij nu het net doorbreken en een oogenblikje uitrusten, eer wij te zamen enkele der merkwaardigste plaatsen bezoeken. |
|