Ontelbaar zijn de illusiën, welke de intrede in de wereld bij ons opwekken. Als wij voor het eerst in het vuur komen in den strijd des levens, schittert ons allen, in de eene of andere gestalte, de maarschalksstaf te gemoet, als de prijs der overwinning, dien wij ons ook zeker gevoelen te behalen.
Langzamerhand echter, na een paar veldtochten, als wij onze vrienden en kennissen, met dezelfde verwachtingen en wapens als wij uitgerust, onder de groene aarde zien liggen, eer zij zelfs de gelegenheid hadden de korporaalsstrepen te verdienen, komen wij er toe, over onze vergeefsche wenschen te glimlachen; of nog erger: wij hebben de zwarte zorg achter den ruiter gezien; wij rusten op onze wapens, en begeeren nauwelijks meer de onderscheiding, die, wellicht, haast in ons bereik is. Onze illusie heeft hare huid gewisseld; wij verlangen naar de stille ingetogenheid en de eervolle rust, en hebben die pas gewonnen, of wij ondervinden, dat ook die illusiën zijn, en dat zoolang wij leven, er een ‘iets’ is dat ons hier verder en verder drijft naar een onbereikbaar doel, ons gelukkig makende juist door dat werkzaam streven: - tot het laatste toe, evenals de boom, onze bladeren en bloemen wisselende en hernieuwende, die eerst dan niet meer onder de levenszon uitkomen, als de oude stam uitgeput en tot den val gereed is.
Dit is het, wat voor mij zulk eene groote waarde aan de illusiën bijzet. - Hoe veel goeds der menschheid bewezen, wordt eerst, den daders zelven onbewust, ondernomen, ten gevolge eener illusie, die gelijk de toovergodin in een kindersprookje, hun schijnbaar een dorren steen in de hand drukt, welke later blijkt een schat te zijn. Bij het vergeefsche zoeken naar het Eldorado bracht Raleigh den aardappel naar zijn vaderland; en menig alchymist, die den steen der wijzen tevergeefs trachtte te ontdekken, heeft een hoogst gewichtig natuurkundig raadsel ontcijferd.
Dit zijn louter materiëele weldaden, dat weet ik wel; maar de macht der illusiën is niet minder groot op het onstoffelijk gebied, en vele der wijsgeeren en kunstenaren, welke later tot leeraars en veredelaren van het menschelijk geslacht zijn geworden, betraden hunne loopbaan aan de hand eener illusie, die hen alleen op eer en roem wees, en de zwakken aanmoedigde, om zich te ontwikkelen en te vormen, totdat zij de kracht gevoelden, hetzelfde ook bij anderen te doen.
Maar ik vrees, dat men zeggen zal, dat het eene illusie van mij, oude man, is, dat ik mij verbeeld zoolang over dit onderwerp te mogen babbelen: ik ga van de illusiën tot de schimmen over: houd, bid ik u, de eersten heilig! Voor de tweeden ben ik niet bang; die zullen de belanghebbenden wel altijd zelven beschermen.
Schimmen! - en schimmen in deze dagen? Waar zijn ze? - Overal, vriendelijke lezer, overal! Gij zelf zijt eene schim: eene schim, die verdwijnt zoodra ik mijne pen nederleg en mijn kaars