Geschiedenis van de medische wetenschap in Nederland
(1972)–G.A. Lindeboom– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
1. Deuren van een wandkast, waarin een menselijk geraamte, ten behoeve van het medisch onderwijs werd opgeborgen. Hierop zijn de twee artsen Hippocrates en Galenus, met een kruidenboek in de hand, afgebeeld. Tussen hen in staat een skelet, waarboven in het Latijn het opschrift: ‘De dood is de uiterste grens der dingen’. Chirurgijnskamer Enkhuizen.
| |
[pagina 11]
| |
InleidingGezien in een breder geschiedkundig verschiet, is het tijdsbestek, waarin in Nederland de geneeskundige wetenschap beoefend wordt, nog slechts kort van duur: hoogstens vier eeuwen. Onze westerse geneeskunde is echter véél ouder: haar bakermat stond op Griekse bodem. Aan het begin van haar geschiedenis staat de indrukwekkende figuur van Hippocrates van Kos, die ongeveer 2500 jaar geleden leefde (460-377 v. Chr.). Bevond zich vóór hem de uitoefening der praktische geneeskunst vooral in handen van priesters (priestergeneeskunde), toen het natuurfilosofisch denken ontwaakte, rijpte ook de tijd voor een wetenschappelijke benadering der geneeskunde. Hippocrates is degene geweest, die welbewust trachtte de geneeskunst uit te heffen boven het vlak van de grove empirie. Hij verlangde dat de gegevens der ruwe ervaring bewerkt zouden worden door de rede: de medische wetenschap diende de rationele grondslag te verschaffen voor het praktische handelen van de arts. Van een redelijke verwerking van empirische gegevens gaf hij verscheidene voorbeelden in zijn talrijke boeken, waarin hij onder andere de epidemieën en de beenbreuken behandelde. In de eeuwen na hem bloeide in de beroemde school te Alexandrië ook de wetenschappelijke beoefening der geneeskunde. In Klein-Azië leverden figuren als Aretaeus van Cappadocië en Soranus van Ephese zelfstandige bijdragen, en zo ontstond er in de Helleense beschaving ook een min of meer samenhangend geheel van medische kennis en wetenschap, dat neergelegd was in tal van boeken. Het oude Rome, dat geen geneesheren kende doch zich behielp met volksgeneeskundige kennis en de handigheid en ervaring van sommige slaven, heeft de medische wetenschap niet zelfstandig beoefend. Vanuit het overwonnen Griekenland drong later de wetenschappelijke geneeskunde tot de wereldstad door. In de tweede eeuw van onze jaartelling kwam Galenus van Pergamum (130-200) naar Rome, onderwezen en ervaren in alle medische kennis der Grieken. In zijn zeer omvangrijk oeuvre, waarvan ons slechts een gedeelte is overgeleverd, vatte hij als het ware heel het geneeskundig weten der oudheid samen. Hij ontwierp een min of meer af- | |
[pagina 12]
| |
gerond stelsel van de verrichtingen van het menselijk lichaam, waarin drie soorten levensgeesten een belangrijke rol speelden, en waarmede hij de destijds bekende feiten zo goed mogelijk trachtte te verklaren. We komen hier later op terug. Na de dood van Galenus traden geen nieuwe, grote figuren op. De reeds begonnen afbrokkeling van het geweldige Romeinse rijk zette zich voort, en zo werd met de val van Rome (476) ook voor de medische wetenschap een belangrijk tijdperk afgesloten. De figuur van Galenus, die het laatst op het toneel der medische wetenschap stond, kreeg langzamerhand meer dan levensgrote afmetingen. Zijn opvattingen en theorieën zouden gedurende dertien eeuwen de gehele geneeskunde, zeker in Europa, beheersen. Hij werd op geneeskundig gebied de onbetwiste autoriteit, en aan zijn werken werd allengs een bijna goddelijk gezag toegekend, weinig minder dan de Bijbel voor de gelovigen bezit. De wetenschappelijke erfenis van Galenus is namelijk, ondanks de onrust der tijden niet verloren gegaan. In de hoofdstad van het Oostromeinse rijk, Byzantium, bleef in een eigen beschavingssfeer ook belangstelling voor de medische wetenschap bestaan, aangewakkerd door sommige keizers. Alléén, er traden geen grote oorspronkelijke geleerden op, slechts compilatoren, die samenvattende overzichten schreven. Vanuit de Byzantijnse wereld vond de oude medische wijsheid van Hippocrates en Galenus, door middel van vertalingen in het Syrisch haar weg naar het Midden-Oosten. In de bloeitijd van de islam met haar zin voor wetenschap en het stichten van boekerijen, vond verder door vertalingen uit het Syrisch in het Arabisch een versmelting plaats met de reeds voorhanden zijnde geneeskundige kennis van ziekten en geneeskruiden der Arabieren. De aldus ontstane Arabische geneeskunde drong in de latere Middeleeuwen via Spanje door in West-Europa. De ‘Arabische Galenus’ was Avicenna (980-1037), die een overzicht van de gehele geneeskunde (Canon) schreef, dat eeuwenlang van betekenis bleef. In Europa was gedurende honderden jaren geen sprake geweest van een wezenlijke beoefening der medische wetenschap. Slechts werden de boeken der oude schrijvers, ook op dit gebied, in menig klooster door ijverige monniken gecopieerd. Bewogen door barmhartigheid werd ook in tal van kloosters aan zieken en gewonden eenvoudige hulp verleend (monnikengeneeskunde). Wel bloeide in het zuiden van Italië, in Salerno, gelegen aan de Tyrrheense zee, in de tiende en elfde eeuw een Hippocratische school op, wier oorsprong in het duister ligt. Haar invloed bleef beperkt, al zou een eenvoudig leerdicht (het Regimen Sanitatis) nog eeuwen later ook in het Hollands worden vertaald.Ga naar eind1 | |
[pagina 13]
| |
2. Andreas Vesalius op 28-jarige leeftijd (1514-64). Houtsnede van J.S. van Calcar voor het boek De Humani Corporis Fabrica Libri Septem (Bazel 1543). Op het papier staat een tekst over de vingerspieren.
Een bredere belangstelling voor de medische wetenschap ontstond eerst na de opkomst der universiteiten, al bleven deze lang beheerst door de geest der scholastiek en autoriteitsgeloof. Die te Montpellier, één der oudste, stond aanvankelijk sterk onder van vanuit Spanje overwaaiende Arabische invloeden. Frederik II van Hohenstaufen, die van 1211-1250 regeerde, stichtte in Italië de universiteit te Napels, en gaf voorschriften voor de opleiding van artsen, welke vijf jaar moest duren. In de Renaissance ging men opnieuw terug naar de oude Griekse auteurs. Na de uitvinding der boekdrukkunst gingen spoedig hun oudste overgeleverde handschriften ter perse. In Italië werd de ontleding van lijken voorgeschreven ten dienste van het onderwijs; op 7 mei 1368 bepaalde de Raad van Venetië dat jaarlijks een lijk (van een terechtgestelde) moest worden geseceerd. Op grond van zijn eigen ervaring, opgedaan met 13 secties schreef Mondino (1270-1326) een leerboek, dat anderhalve eeuw officieel aan de Italiaanse universiteiten bleef voorgeschreven (Anatomia Mundini). Een zelfstandige beoefening der ontleedkunde kwam geleidelijk op gang. De Zuidnederlander Andreas Vesalius (1514-'64) schreef, tijdens zijn hoogleraarschap te Padua, het grote werk over de bouw van het menselijk lichaam, dat in 1543 te Basel verscheen en een nieuwe era in de anatomie inluidde: de zogenaamde Fabrica.Ga naar eind2 Voor de leer der verrichtingen van het levende lichaam (fysiologie) betekende de ontdekking van de bloedsomloop, door de Engelse geneesheer William Harvey (1578-1657) in 1628, de aanvang van een nieuwe tijd. Voor een goed begrip van het begin van de ontwikkeling der medische wetenschap in Nederland is de kennis van deze hier vluchtig geschetste historische achtergrond onontbeerlijk. 3. De letters E, H en V, met op de achtergrond een medische voorstelling naar tekeningen in Vesalius' boek De Humani Corporis Fabrica Libri Septem. Bij de E ziet men het spalken van een been; bij de H het cauteriseren op het hoofd en bij de V een aderlating.
|
|