In het ziekenhuis waren er dadelijk dokters en verpleegsters klaar, om Piet te ontkleeden en zijn brandwonden te verbinden. De stumper leed ontzettende pijnen, en schreeuwde het uit. Maar de verpleegsters aarzelden geen oogenblik. Al kermde Piet, dat je hart er bij breken zou, zij deden maar of ze 't niet hoorden. En gelukkig! Want als ze uit zoogenoemd medelijden den jongen hadden ontzien, zou hij zeker aan de wonden gestorven zijn. ‘Moeder! Moeder!’ gilde Piet. Neen jongen, hier kan geen moeder helpen, al heeft ze je nog zoo lief. Hier moeten knappe en handige verpleegsters zijn, en kundige dokters.
Oom Jan bleef net zoo lang wachten, tot Piet verbonden was. Hijzelf had ook brandwonden aan de handen en in 't gezicht.
‘Wacht, ik zal u ook even helpen,’ zei een dokter. Oom liet zich zwijgend helpen, ofschoon 't ook hem erge pijn deed. Toen 't klaar was, zei hij alleen: ‘Dank u!’ En nu haastte hij zich naar huis, om aan de bedroefde moeder te vertellen, dat Piet goed verbonden was, en - zooals de dokter zei - er wel weer bovenop zou komen.
‘Oom, uw haar!’ zei Dina.
‘Ja,’ zei Oom, ‘dat is het ergste niet.’ En toch, een groot gedeelte van zijn haar was weggebrand. Toen begon Dina opeens vreeselijk te huilen.