Wel, nu nog mooier! Wou Oom Jan wat van Dina haar meester zeggen? Neen, maar dat was al te erg! ‘Onze meester ons wat wijs gemaakt? Dat weet ik wel beter. Hij heeft thuis allemaal dikke boeken, en daar leest hij het in na.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Hij heeft ze dikwijls meegebracht, om ons de prenten te laten kijken, die er in staan. En die boeken kan ik niet eens lezen, zoo moeilijk zijn ze. 't Is, geloof ik, Duitsch!’
‘Nu, nu,’ zei Oom, ‘'t zal wat wezen! Maar ik heb ook allemaal dikke boeken, en dan zal ik eens kijken, of het alles waar is.’
Begreep Dina, dat Oom haar een beetje plaagde? Misschien wel. Maar Dina verdedigde dan haar meester met vuur. En daar had Oom schik in. Hij mocht dat liever, dan dat kinderen altijd over hun meester klagen.
Ofschoon Oom Jan wel degelijk geloofde, wat Dina had verteld, toch ging hij in zijn dikke boeken ook nog eens snuffelen. En daar vond hij niet alleen alles bevestigd, maar hij las er nog erger dingen van de vraatzucht, de kwaadaardigheid en de bloedgierigheid van dien fluweelen roover. Zóó erg, dat hij het Dina maar niet eens vertellen wou. Maar dit zei hij wel tegen haar, dat hij nooit meer voor mol wou spelen, al kronkelde zij dan ook als een wormpje. En dat oude rijmpje uit