Dina dacht even na. Toen zei ze, half vragend: ‘Daar hebben zeker eerst de oude bladeren gezeten.’
‘Precies. En als nu een inlander kokosnoten wil plukken, pakt hij met zijn handen den stam beet, zet de voeten tegen die ringen aan, en klautert zoo vlug naar boven. Die manier van klimmen heeft hij van de apen afgezien. Maar die hebben niet eens zulke ringen noodig. Die hebben dan ook nog andere voeten dan een inlander.’
‘Nu moet je niet denken,’ ging Oom voort, ‘dat alle palmen zulke bladveeren hebben. Er zijn er ook met bladwaaiers. Die heeten dan ook waaierpalmen, en de andere vederpalmen. Maar dat staat vast, de bladeren zitten altijd als een kroon om den top heen. En takken heeft hij niet.’
‘En is dat bij de bamboe ook zoo, Oom?’
‘Ja, en neen. De bamboe groeit ook alleen in de hoogte en niet in de dikte. De bladeren staan ook in een kring om den stengel heen. En waar ze dan gezeten hebben, zie je zoo'n ring. Je weet wel, - och, haal eens even een takje uit den tuin. Hier, snij het maar af met mijn mes.’
‘Mag ik het doen, Oom?’ vroeg Willem, die ook aldoor had staan luisteren.
‘Welzeker jongen, maar snij je niet in je neus.’
Eenige oogenblikken later was het takje er.