XIII. ‘Heden overleed plotseling....’
Hoe dikwijls lezen we dat tegenwoordig in de doodsberichten. En hoe vaak ook onder de nieuwstijdingen. Een spreker zinkt ineen in den katheder, een dokter bij het ziekbed van een patiënt, een predikant bij de geopende groeve, een minister bij een feestmaal. Terwijl ze gereed, terwijl ze bezig waren anderen te bezielen, te genezen, te troosten, ja, met een geestige tafelrede aan hun lippen te boeien, stonden ze op den rand van 't graf. Ze wisten het niet, niemand wist het, en tot ontroering der omgeving vielen ze, eensklaps, in den donkeren dood.
‘Heden overleed plotseling...’
Zoo sterven er velen in dezen tijd van telegraaf en telefoon.
Lange brieven en lange ziekbedden, we hebben er geen tijd meer voor.
Even, heel kort, een zaak afhandelen met het andere einde der aarde, met de andere zijde van 't graf.
Het leven en sterven in telegramstijl.
Hartverlamming - zeggen de doktoren.
O natuurlijk, wat zou 't anders wezen. Wanneer het hart niet verlamd was en door bleef werken, zou het leven niet gevloden zijn. Ten slotte is het altijd hartverlamming.
Maar hoe komt het, dat bij zoo velen, en dan