Hij klaagde niet, dat zijn vrouw ‘ook nooit’ instemde met zijn voorstellen. Hij dreigde niet, dat hij dan ‘in vredesnaam’ maar alleen zou gaan. Hij zweeg. En drie minuten later hoorde hij: ‘Nu, wil je graag? Laten we dan maar gaan!’
Hij had op de tweede opwelling vertrouwd, en niet te vergeefs. Zóó sterk en zóó zeker, dat hij nu zelfs grootmoedig dorst worden:
‘Neen, neen, als jij moe bent en liever thuisblijft...’ Doch niettemin liep hij al naar den kapstok en greep reeds naar zijn hoed.
Die grootmoedigheid der mannen beperkt zich, gelijk we weten, tot het bewaren van den edelen schijn. Daarmee hebben ze hun offers aan de zelfverloochening gebracht. En spoedig wandelden man en vrouw samen buiten, hij een en al ontspanning, zij niet zonder inspanning. Toch durfde de edele huichelaar nog vragen, of ze 't nu niet heerlijk vond en of hij niet goed had gedaan, met haar uit huis te jagen. Want gelijk we andermaal weten, mannen willen niet alleen hun zin, ze willen ook gelijk hebben.
De vrouw gaf hem gelijk. Nu ze eenmaal over de eerste opwelling heen was en de tweede had opgevolgd, viel het haar gemakkelijk op dien weg verder te gaan. De moeilijkheid bestond voor haar niet in de opoffering - offeren is het ademhalen der vrouwelijke natuur - maar in het maken van de onverwachte wending.
En dit is toch ook begrijpelijk. Wij allen leven onder zekere invloeden, ervaren daarbij bepaalde stemmin-